Ds. Alexander van Giffen (1756-1811) was een jongere broer van de hiervoor vermelde Omius van Giffen. Hij huwde met Maria Elisabeth Ypeij (1760-1848), een jongere zus van Catharina.
Alexander werd geboren op 28 juli 1756 in Groningen, waar hij later ook Theologie studeerde. Hij stelde zich in januari 1782 ‘kandidaat tot den Heiligen dienst’ in Leeuwarden. Hij nam een beroeping uit Lutkewierum aan en werd daar op 9 Juni 1782 bevestigd.
Na zes jaar, op 26 oktober 1788, nam hij afscheid van Lutkewierum omdat hij een beroep had aangenomen in Birdaard en Janum, waar hij op 9 november dat jaar zijn intrede deed.
Als herder van deze landelijke gemeente beleefde Alexander de Bataafse Revolutie in 1795 en de daaropvolgende periode van de Bataafse Republiek. Hij is voor zover bekend de enige Van Giffen met een strafblad, aangezien hij als Oranjegezinde predikant op 27 maart 1797 in de nasleep van het zogenoemde ‘Kollumer Oproer’ * door de patriotten van de Bataafse Republiek werd aangeklaagd en gevangen gezet wegens opruiende activiteiten. Het ellenlange en drakerig langdradig beschreven verhoor van de Raad van Justitie hierover is bewaard gebleven. Daaruit de onderstaande citaten:
“1e Dat de gevangen geduyriglijk en al zedert langen (tijd) omgang heeft aan zijn huys met zulke ingezetenen dewelke volstrekte tegenstander zijn van de tegenwoordige regeringsvorm;
2e dat de gevangen geheel geen gemeenschap maakt met Burgers, den tegenwoordige orde van zaaken toegedaan (“maar alleen met Orange klanten” volgens de dorpsregter Jacob Jans te Birdaard);
3e dat de gevangen daar door de oorzaak is van de oneenigheden dewelke somwijlen in Birdaard wel eens plaats hebben;
4e dat de gevangen zig niet ontzien heeft om te Wanswerd kwaad zaad te zayen;” Etc. etc. etc.
Alexander van Giffen stak blijkbaar zijn mening over het nieuwe bewind niet onder stoelen of banken en hij uitte publiekelijk zijn ongenoegen over bepaalde openbare benoemingen, omdat hij van mening was dat het bewind onrechtmatig aan de macht was gekomen.
Tijdens het verhoor ontkende Alexander de beschreven aanklachten en verklaarde hij dat hij vele malen gebeden had (soms hardop): “O God bewaar ons bij binnenlandsche rust, verlos ons uit de rampen en zwarigheden waaronder wij zugten.”
Ook verklaarden de getuigen Pieter Geerts, 34 jaar, Gosse Ædes, 28 jaar, Jan Folkerts, 29 jaar en Rindert Jans, 29 jaar, wonende te Birdaard, onder ede dat “zo dikmaals als zij Ds. Alexander van Giffen gesprooken hebben, nooit anders van gedagte van Giffen hebben gehoord, als dat hij geenzints goedkeurde, maar altijd afraade zich ’t minste en geringste met de oproerigheden int Collumerland en de omliggende streeken te bemoeyen of er zich mede in te laaten, maar daarentegen yder tot bedaardheid, vrede en gehoorzaamheid heeft aangemaand.”
Alexander van Giffen heeft de terugkeer van zijn geliefde Oranjehuis op de Nederlandse troon niet meer mee mogen maken, want hij overleed op 14 December 1811.
* Het Kollumer Oproer was een uiting van Oranjeliefde in Kollum. Het rechthuis was op 3 en 4 februari 1797 het toneel van een oproer, veroorzaakt door verzet tegen de dienstplicht en de burgerbewapening, die op 13 september 1796 was ingesteld door het nieuwe bewind.
Abele Reitzes, die bij zijn inschrijving in het rechthuis ‘Oranje boven’ riep, werd op 28 januari 1797 in hechtenis genomen. Dat zorgde voor zoveel opschudding in de regio, dat een grote menigte zich verzamelde om hem te bevrijden. Op de weg naar het rechthuis werden grote vernielingen aan huizen van patriotten aangericht. Een kleine eenheid bewapende burgers uit Dokkum, dat te hulp was geschoten, wist ternauwernood te ontkomen.
Door met groot machtsvertoon dit oproer in de kiem te smoren en 168 mensen te arresteren, wisten de patriotten de rust weer te laten keren. De aanvoerders Jan Binnes en Salomon Levy werden onthoofd. Binnes op 20 februari 1797 en Levy, die ontkende leiding te hebben gegeven en ondergedoken was, een jaar later op 17 maart 1798. Als gevolg verloren Abraham Staal en Gerrit Paape hun positie als rechter aan het Hof van Friesland.