In de familiegegevens duikt Lambertus van Giffen (1679-1738) op als de eerste Van Giffen, die lid wordt van het Groningse Gilde van Goud- en zilversmeden. En dat is nogal opvallend, omdat deze zoon van dr. Lucas van Giffen (1634-1680) afkomstig is uit een academisch milieu.
Uit het huwelijk van Lucas van Giffen en Margaretha Broijls (1639-1679) zijn acht kinderen geboren, waarvan er maar twee de volwassen leeftijd mochten bereiken: Anna (1672) en Lambertus (1679).
Lambertus wordt op 21 september 1679 geboren in het huis aan de Boteringestraat en twee dagen later wordt hij gedoopt gedoopt in de A. Kerk. Zijn moeder sterft vier dagen later en als een jaar later ook zijn vader overlijdt wordt de zorg voor de kleine Anna en Lambertus van Giffen overgenomen door twee ‘voormonders’ oftewel voogden, ds. Hendrik van Bijler en dr. Johan Sijssen, beiden neven van Margaretha Broijls.
Dat deze beide ‘voormonders’ en hun gezinnen de zorg voor de beide kinderen van Lucas en Margaretha zeer nauwgezet hebben opgevat moge o.a. blijken uit het feit dat beiden in 1693 worden vermeld in het huwelijkscontract van Anna van Giffen en ds Gerhardus Busz.
Groningen is in die tijd niet alleen omgeven door een stadsmuur met grachten om zich te beschermen tegen vijanden, maar het is ook een gesloten gemeenschap waarin niet eenvoudig valt door te dringen. Dat is ook terug te vinden in het gildewezen.
De eerste eis om tot het Gilde van de Goud- en Zilversmeden te worden toegelaten bestaat daarin, dat je door geboorte het burgerschap van de stad Groningen hebt verkregen.
Na 1512, als het Gilde uit de ‘Burgergilden’ treedt en zich verzelfstandigt en tot de zogenoemde ‘Raadsgilden’ gaat behoren, steunt het gildewezen op een samenstel van beschermende wetten, waarin onder andere het volgende wordt bepaald:
- het ambt mag niet buiten de stad worden uitgeoefend;
- vreemdelingen (mensen van buiten de stad) mogen hun waren alleen tijdens de vrijmarktdagen in september aanbieden, op de Vischmarkt;
- alleen leden van het Goud- en Zilversmedengilde mogen edelmetalen voorwerpen aanmaken en verkopen;
- zij mogen alleen werkstukken verkopen, die door henzelf zijn vervaardigd;
- op de kwaliteit van dit werk wordt door een reeks van maatregelen toegezien.
Zo mag men zich pas ‘meester’ noemen als men een bewijs van bedrevenheid heeft verkregen na het afleggen van de meesterproef. De kersverse meester mag dan zijn meesterteken slaan in een door het gilde bewaarde plaat, de ‘insculpatieplaat‘. Veel van deze platen gingen verloren tijdens de periode waarin de gilden werden opgeheven, zodat wij nu soms moeten raden naar een naam bij een meesterteken.
Maar voordat iemand zich ‘meester’ mag noemen dient hij een gedegen opleidingstraject te doorlopen, eerst als ‘leerling’ en vervolgens als ‘gezel’.
Het is niet zo eenvoudig om een plaats als leerling te bemachtigen. In de praktijk wordt het aantal plaatsen beperkt gehouden, want een meester verbindt niet meer dan twee leerlingen en één gezel aan zich. Voor zoons van meesters duurt de leerling-periode vier jaar, voor anderen uit Groningen vijf jaar en voor ‘vreemdelingen’ zes jaar. Daarna kan men gezel worden, een Groninger in één jaar tijd en een vreemdeling in drie jaar tijd. Wil men meester worden, dan dient men drie jaar als gezel te hebben gewerkt voor maximaal drie meesters.
V.1. Lambertus van Giffen I (1679-1738) is in 1679 in Groningen geboren en daarmee verkrijgt hij ook het burgerschap van de stad. Niettegenstaande de academische achtergrond van zijn vader en van zijn beide ‘voormonders’ liggen de kwaliteiten van de jonge Lambertus kennelijk meer op praktisch uitvoerend terrein en daarom wordt voor hem een plaats gezocht in het prestigieuze Gilde der Goud- en Zilversmeden. In 1695 tekent Lambertus in voor een leerperiode van zes jaar bij het gildehoofd, de ‘olderman’ Peter Cleiwert. Vervolgens wordt hij in 1703 gezel en in 1705 behaalt hij zijn meesterschap. In 1706 sluit hij zich aan bij het Koopmansgilde en neemt hij van Jacob Rozeveld diens zilversmederij over, die is gevestigd in het hoekpand van het A-Kerkhof en de Lutkenieuwstraat. Hij ontwikkelt zich tot een bekend en vooraanstaand zilversmid, die in de jaren 1712/13, 1720/21, 1725/26, 1729/30, 1733/34 en 1737/38 fungeert als ‘olderman’ van het Gilde van Goud- en Zilversmeden; hij staat daarmee aan de wieg van de later zo bekende dynastie van zilversmeden van het geslacht Van Giffen.
Alle huidige naamdragers Van Giffen stammen af van deze Lambertus van Giffen I, maar van alle Van Giffen zilversmeden die hem opvolgen is anno 2014 geen nageslacht met de naam Van Giffen in leven.
Lambertus manifesteert zich nadrukkelijk in het maatschappelijk leven, onder meer als hopman in het Borgerregiment. Het stadsbestuur van Groningen geeft hem verschillende opdrachten; zo vervaardigt hij in 1735 twee zilveren bekers voor de stad. Hij gebruikt het volgende meesterteken:
LvG (recht) in ovaal
Werk van V.1. Lambertus (I) van Giffen (1679-1738)
Lambertus trouwt op 16 februari 1706 in de Martinikerk met de Groningse Anna Elfrinck (1683-1748) en uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren, van wie er vier met het goud- en zilverambacht verbonden bleven:
Dochter VI.a Margaretha van Giffen (1707-1734) huwt met de uit Amsterdam afkomstige Albertus van der Veen, die als gouddraadwerker in de stad Groningen werkt en die in 1733 het ‘Cleijne Borgerrecht’ verkreeg. In Groningen kunnen sinds 1653 ook filigrainwerkers in het Gilde worden opgenomen.
Dochter VI.c Anna van Giffen (1712-1775) huwt met Daniël Lambertus Busz, die in zijn beginjaren als zilversmid werkt en later als commies, zeepzieder en pergamentmaker.
Zoon VI.1 Lucas van Giffen I (1714-1758) behaalt het meesterschap in 1746 en ook hij ontwikkelt zich, evenals zijn vader, tot een zeer gewaardeerd zilversmid, die in de jaren 1741/42, 1745/46, 1748/49, 1752/53 en 1756/57 benoemd is geweest tot ‘olderman’ van het Gilde van Goud- en Zilversmeden. Hij krijgt opdrachten van de gemeente Groningen, zoals het insnijden van een stadszegel, waarvoor hij 12 carolus gulden ontvangt. Hij gebruikt het volgende meesterteken:
LvG cursief in contour:
Werk van VI.1 Lucas (I) van Giffen (1714-1758)
Behalve zilversmid is Lucas ook Luitenant van de Burgerij van Groningen. Na zijn overlijden in 1758 zet zijn vrouw Abigaël Oomkes het bedrijf voort, totdat zij hertrouwt in 1768 en het bedrijf aan het A-Kerkhof hoek Lutkenieuwstraat overdraagt aan haar zoon Jan.
Zoon VI.f Lambertus van Giffen II (1719-1790) behaalt het meesterschap in 1746 en hij zou van 1745 tot 1765 werkzaam zijn geweest in het bedrijf van zijn broer Lucas, waar hij ook inwoont, samen met zijn moeder Abigaël en zijn zuster VI.e Lamina van Giffen. Hij is binnen het Gilde een aantal jaren Olderman geweest (1754/55, 1758/59, 1761/72 en 1765/66), maar hij gebruikt geen eigen meesterteken.
Hoogstwaarschijnlijk is hij als werknemer in het bedrijf van zijn broer Lucas gerechtigd geweest om diens meesterteken toe te passen, want dit meesterteken blijft tot in het jaar 1764-65 in gebruik.
Lucas van Giffen krijgt uit zijn huwelijk met Abigaël Oomkes acht kinderen, waarvan twee zoons in zijn voetsporen treden:
Oudste zoon VII.1 Jan van Giffen (1746-1781) behaalt zijn meesterschap in 1766 en hij neemt in 1768 het ouderlijk bedrijf over, compleet met het huis aan het A-Kerkhof hoek Lutkenieuwstraat, het gereedschap en de voorraad zilver en goud. Volgens de papieren wordt deze voorraad getaxeerd op 6000 gulden. Hij gebruikt het volgende meesterteken:
IVG (I en V op elkaar) in rechthoek:
Werk van VII.1 Jan van Giffen (1746-1781)
Jan overlijdt in 1782 op 36-jarige leeftijd en zijn vrouw Henrika Catharina Eissonius (1744-1800) zet vervolgens het bedrijf tot 1793 voort. Dan verkoopt Henrika het bedrijfspand aan de zilversmid Jan Paping en verhuist ze naar het pand Tusschen de beide Markten, hoek Guldenstraat, welk pand ze voor 7500 gulden koopt van haar kinderloze schoonzus Wilhelmina Kuijff.
Weduwe Jan van Giffen: Henrika Catharina Eissonius
IVG (monogram) in rechthoek:
Ook komt op zilverwerk van rond 1800 het volgende Van Giffen meestermerk voor, maar het is niet duidelijk of dit merk aan de werkplaats van Jan van Giffen kan worden toegeschreven:
IvG of LvG in contour
Circa1800
Werk van fa. Jan van Giffen weduwe Einssonius (1781-1793)
Zoon VII.e Lucas van Giffen II (1751-1791) behaalt zijn meesterschap in 1772 en hij wordt behalve zilversmid ook juwelier. Ook hij staat als vakman hoog aangeschreven en hij krijgt van de stad Groningen in 1782 de opdracht voor het vervaardigen van een zilveren doos met daarin het stadswapen gegraveerd. Hij gebruikt het volgende meesterteken:
LvG cursief in ovaal:
Werk van VII.e Lucas (II) van Giffen (1751-1791)
Lucas huwt Wilhelmina Kuijff (1744-1833) en het echtpaar woont boven de juwelierszaak annex zilversmederij in het pand Tusschen de beide Markten, hoek Guldenstraat. Het huwelijk blijft kinderloos en net als zijn broer Jan overlijdt Lucas al op jonge leeftijd.
Jan van Giffen krijgt uit zijn huwelijk met Henrika Catharina Eissonius twee kinderen, waarvan de oudste zoon zilversmid wordt:
VIII.1 Hendrik (Hennie) Willem van Giffen (1776-1854) behaalt zijn meesterschap in 1795 en hij zet de goudsmederij van zijn vader Jan en zijn oom Lucas voort in het pand Tusschen de beide Markten, hoek Guldenstraat. In 1797 huwt hij Ellegonda Alingh (1773-1839) en het echtpaar krijgt vijf kinderen, allen dochters. Hij gebruikt de volgende meestertekens:
VG in contour:
1805
1793-1812
Eigen opgave in gildeboek:
???
VG in ruit:
1812-1815
VG met bloem er boven
1815-1830
VG met bloem ernaast:
1817-1830
VG I in zeskant:
1822-1830
Werk van VIII.1 Hendrik Willem van Giffen (1776-1854)
Hendrik Willem leidt als meester zilversmid meerdere leerlingen op, waaronder zijn dertien jaar jongere achterneef VIII.12 Lambertus van Giffen III (1789-1850). Deze trouwt in 1813 met Trijntje Brouwer en begint een eigen bedrijf, waartoe hij de aloude Van Giffen zilversmederij aan het A-Kerkhof hoek Lutkenieuwstraat weer overneemt van Christina Tymans, de weduwe van Jan Paping. Lambertus en Trijntje krijgen twee zoons (die echter al jong overlijden) en twee dochters. Lambertus zet zijn bedrijf voort tot 1825, wanneer hij het huis verkoopt aan Albert Kijff Sicman. Lambertus III gebruikt de volgende meestertekens:
LvG in ruit:
1813-1816
LVG met * erboven in vierkant:
1816-1820
LVG* in rechthoek:
1818-1834
Werk van VIII.12 Lambertus (III) van Giffen (1789-1850).
Net als Lambertus III ontbreekt het ook Hendrik Willem van Giffen aan een zoon als opvolger. Als zijn dochter IX.4 Willemina Margaretha van Giffen (1804-1841) in 1829 trouwt met zijn vroegere leerling Nanno Folmer (1803-1891) deelt hij het bedrijf met hem, zodat het dan enige jaren bekend staat als de Firma Folmer en Van Giffen. In 1832 is Hendrik Willem wethouder van de stad Groningen en trekt hij zich geheel uit het bedrijf terug; het echtpaar verhuist dan naar de Heerenstraat. Daarmee sluit zich het doek over de dynastie van Groninger zilversmeden Van Giffen.
Hendrik Willem leeft in een bewogen tijd. In het jaar 1795 verwerft hij zijn meesterschap, maar dat is ook het jaar van de inval van de Franse troepen in ons land. Ook al trachten de Groningers de Fransen buiten de stad te houden, de revolutie viel niet tegen te houden. Die revolutie met de leus ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ betekende ook het einde van het gildewezen met zijn gereglementeerde en protectionistische opzet. Op 6 november 1798 werd het gildewezen in Groningen opgeheven en kon iedereen zich vrij vestigen als zilversmid.
De ouderwetse allround zilversmid uit de gildetijd, die in zijn werkplaats zat, meestal werkte op bestelling en in de eerste plaats zijn eigen producten verkocht, maakte plaats voor de goudsmid die werkte in vrije concurrentie zonder belemmerende stadsgrenzen. Er ontstaat in- en uitvoer naar – en van – andere delen van het land, de industrialisatie van bepaalde producten (vorken en lepels bijvoorbeeld), specialisatie (tasbeugels, loderein-doosjes e.d.) doet zijn intree en de meester zilversmid wordt verdreven naar zijn werkplaats, terwijl de winkel kan worden gedreven door een leek.
Hendrik Willem van Giffen speelt in de Franse tijd en daarna een belangrijke rol. Hij blijft samen met zijn schoonzoon Nanno Folmer boven het gemiddelde niveau produceren. Ook wordt hij wegens zijn algemeen erkende administratieve gaven aangesteld tot keurmeester. Later zorgt hij er als wethouder voor dat de bezittingen van het voormalige Gilde van Goud- en Zilversmeden behouden blijven, zodat zij in 1836 kunnen worden overgedragen aan het Groninger Museum en aan het stadsarchief. Daardoor zijn we nog steeds in staat om te achterhalen wie er sinds 1554 in Groningen als meester, gezel of leerling actief is geweest.
Bronvermelding:
- Van Giffen Familiebulletins nrs. 6 t/m 11 door Hans van Giffen (2001-2004);
- Familielieboek ‘Het geslacht Van Giffen’ door Hans van Giffen (2007);
- Groninger Keur en zilverwerk, Gilde der goud- en zilversmeden door mr. J.A. Feith;
- Groningsche Volksalmanak 1895 blz. 75 -80, door mr. J.A. Feith;
- Groningsche Volksalmanak 1939, door Minke A. de Visser;
- Groninger Archieven, Archieftoegang 1249, Verzameling Mej. M.A. de Visser;
- Tentoonstellingscatalogus, Groninger zilver, Groningen, Groninger Museum, 1975;
- J.P. van Rijen, Groninger Keur – Zilver uit Stad en Ommelanden, Groningen, 1997.
Veel afbeeldingen van stukken, die door de zilversmeden Van Giffen zijn vervaardigd, zijn ontleend aan de catalogus van de tentoonstelling Groninger Keur, Zilver uit Stad en Ommelanden.