Familiebulletin Nr. 23

13 februari 2013

Woord vooraf van het bestuur

Bestuur Stichting Familie Van Giffen
Bestuur Stichting Familie Van Giffen

We hebben als bestuur van de Stichting Familie Van Giffen  ruim een jaar niets van ons laten horen of lezen en het lijkt daardoor misschien of de fut er een beetje uit is bij de Stichting Familie Van Giffen. Maar schijn bedriegt, want het bestuur is vorig jaar wel degelijk bijeen geweest om zich erover te beraden hoe de doelstellingen van de stichting ook in de toekomst kunnen worden verwezenlijkt.

Een belangrijk besluit is geweest dat we in het vervolg steeds meer  digitaal willen gaan. We hebben Thomas van Giffen en Thijs van den Boogaard (zoon van Saskia van Giffen) bereid gevonden om een familiewebsite op  te zetten: VanGiffen.org.

Dat wordt de plek op het internet waar u in de toekomst informatie over de familie zult kunnen vinden.  De website zal bestaan uit een publiek deel met gegevens over de vroegere Van Giffen’s zoals de zilversmeden en de predikanten. Daarbij het familiewapen, de stamboom en een selectie van oude familieportretten.

Het private deel van de website, dat met een sleutelcode alleen toegankelijk is voor familieleden, bevat bijvoorbeeld de namen- en adreslijst, alle eerder verschenen familiebulletins, foto’s van de familiedagen en gegevens van het bestuur (statuten, verslagen). Maar ook een fotoalbum waar iedereen foto’s aan kan toevoegen. Tenslotte een genealogisch hoekje met familieberichten en vondsten op internet over de familiegeschiedenis. De tijd zal leren hoe dit vorm zal gaan krijgen, maar de website zal in elk geval meer interactief zijn en daardoor hopelijk ook een samenbindend element zijn.

Van de redactie

Tot nu toe stuurden we de Van Giffen familiebulletins per post naar uw huisadres. Het is nu ook mogelijk om het bulletin voortaan digitaal te ontvangen, als een pdf-bijlage bij een familiemail. Er zijn al twintig familieleden die van deze mogelijkheid gebruik maken.

Er zijn allerlei voordelen te bedenken voor het lezen van het bulletin vanaf het computerbeeldscherm: het bespaart (druk)kosten, het spaart het milieu, u kunt beter inzoomen op foto’s, of misschien is er wel een andere reden, waarom u het Van Giffen familiebulletin voortaan liever digitaal wilt ontvangen. Als u even een bericht stuurt naar één van de bestuursleden (zie colofon) dan schrappen wij uw naam van de papieren lijst en plaatsen wij uw naam op de digitale verzendlijst.

Op bladzijde 3, vs.5 van bulletin 22 stond een storende fout in de naamsvermelding “Aaltje Visser”. Dit moet zijn: “Idskje Visser”.

Lief en leed

Sinds het verschijnen van het vorige bulletin in 2011 is het volgende lief en leed aan de orde geweest:

Op 17 November 2011 overleed Inge Sijtsema-van Giffen op de gezegende leeftijd van 86 jaar.

Op 27 maart 2012 overleed in Zürich op 78-jarige leeftijd Felix Wartenweiler, de echtgenoot van Janneke Wegener Sleeswijk.

Zowel Inge als Felix en Janneke waren beiden aanwezig op de Van Giffen reünie in 2007, samen met Janneke haar broers André en Rienk en schoonzus Jet. Zie ook de groepsfoto op de middenpagina van dit bulletin.

Wij wensen de nabestaanden en naaste familieleden veel sterkte om dit verlies te verwerken.

Lidewij, Veerle en Isabelle van Giffen
Lidewij, Veerle en Isabelle van Giffen

David van Giffen en Hubertina Visser in Lemmer werden na de geboorte van Lidewij in 2009 op 1 juni 2011 verblijd met de geboorte van een tweeling; ze kregen de namen Veerle Gertruda en Isabelle Anna Berber.

Ondertussen werd duidelijk dat er ook in Duitsland een paar Van Giffen’s zijn geboren. Tjeerd van Giffen en Susanne Hagge wonen in Heide (Schleswijk- Holstein) en zij hebben ook twee dochters gekregen, te weten Ida – Liesje van Giffen (geboren

Fedde Pieter Reitze van Giffen
Fedde Pieter Reitze van Giffen

21 maart 2009) en Keethe – Lottje van Giffen (geboren 30 oktober 2010). Deze nieuwgeboren Van Giffen’s zijn inmiddels allemaal voorzien van een ingelijst familiewapentje!

De jongste loot aan onze familiestamboom heet Fedde Pieter Reitze van Giffen. Hij werd 22 maart 2012 in Heemstede geboren als zoon van Abe van Giffen en Kathalijn Hauwert en als broer van Fenna.

Familiedag 2011

Op 17 september 2011 was een Familiedag gepland in een uitspanning in Garderen, maar gezien het overzichtelijke aantal van 36 inschrijvingen hebben we de ambitie voor een Familiedag teruggebracht tot een Familie Barbecue.

Hein en Driesje van Giffen wonen op een boerderij in Garderen en zij boden de familie gastvrij toegang tot hun ruime erf en de grote schuur, die geschikt was gemaakt voor de ontvangst. Hein en Driesje nogmaals hartelijk bedankt voor deze geboden gastvrijheid!

Het werd voor velen na jaren een gezellig weerzien en soms een kennismaking met nieuwe familieleden, waar de volgende foto een kleine impressie van geeft.

Familiedag 2011
Familiedag 2011

Van links naar rechts: Corry van Giffen-Ringlever, Flud van Giffen, Winfried van den Boogaard, Saskia van den Boogaard-van Giffen, Doortje Jacobs (deels zichtbaar), Reitze van Giffen, Anne van Giffen, Paul Fouchier, Mies de Kan-van Wezenes, Hans de Kan, Ferry Kick-van Giffen en Arend van Giffen.

Verslag van een bijzondere reis

Op 3 februari 2012 waren verschillende familieleden uitgenodigd om de opening bij te wonen van het nieuw gebouwde museum Wierdenland in Ezinge. Een museum over de archeologische opgravingen in de wierde van Ezinge, die rond 1930 onder leiding van Albert Egges van Giffen zijn uitgevoerd. Veel van de bodemvondsten en documentatie zijn destijds in depots terecht gekomen, maar worden nu in dit museum tentoongesteld.

Op deze gedenkwaardige dag bleek opnieuw dat Van Giffen’s echte ‘trochsetters’ zijn, want die dag gold er een weeralarm van het KNMI: sneeuwjacht in Noord-Holland en op de Afsluitdijk. Normale mensen zouden de reispoging allang hebben opgegeven, maar de neven Koos, Flud, Arend en Klaas van Giffen hadden besloten om er gewoon een gezellige reünie van te maken en dat werd het ook. Na de nodige ontberingen bereikten we nog net op tijd Ezinge. Het is allemaal zeer de moeite waard geweest, want na de opening, die (mede door het slechte weer) door circa 50 mensen werd bijgewoond, bleek zelfs dat het museum een aparte Van Giffenzaal heeft ingericht, die geheel aan het leven van deze bioloog/archeoloog is gewijd.

U kunt het Museum Wierdenland steunen als u het ook belangrijk vindt dat het verhaal van de wierden en het landschap wordt doorverteld.

U kunt donateur worden door 20 Euro per jaar over te maken naar rekeningnr. 37 58 76 898 en door uw naam, adres, postcode, tel. nr. en mailadres op te geven aan Museum Wierdenland, Van Swinderenweg 10, 9891 AD Ezinge, tel. 0594 62 15 24 of mailen naar info@wierdenland.nl.

Verdeling van de 94 Van Giffen naamdragers in Nederland

Verdeling van de 94 Van Giffen naamdragers in Nederland per gemeente in 2007
Verdeling van de 94 Van Giffen naamdragers in Nederland per gemeente in 2007

Verdeling van de 94 Van Giffen naamdragers in Nederland per gemeente in 2007_legenda

Zomaar wat Van Giffen’s op Facebook

Van Giffens op Facebook
Van Giffen’s op Facebook

Internet wordt een steeds rijkere bron om gegevens over het voorgeslacht te achterhalen. Handige websites zijn daarbij:

Voor voorouderonderzoek in Duitsland:

Oude kranten: Schatkamers voor de familiespeurder (2)

Het Vaderland 15 januari 1934
Het Vaderland 15 januari 1934: Wie o wie was deze mevrouw van Giffen?
Het Vaderland 9 april 1938
Het Vaderland 9 april 1938: Betreft XI.12 Henny van Giffen.
Haarlems Dagblad 2 december 1938
Haarlems Dagblad 2 december 1938: Betreft X.5 ds Reitze van Giffen, die op 27 november 1938 overleed.

Van Giffen familiedag op Groot Kievitsdal, Baarn

Van Giffen familiedag op Groot Kievitsdal te Baarn, 15 september 2007
Van Giffen familiedag op Groot Kievitsdal te Baarn, 15 september 2007

Van Giffen familiedag op Groot Kievitsdal te Baarn, 15 september 2007

  1. Anne van Giffen
  2. Ingrid de Jong-van Giffen
  3. André Wegener Sleeswijk
  4. Noek van Giffen-Dijkstra
  5. Coos van Giffen
  6. David Flud van Giffen
  7. Saskia v.d. Boogaard-van Giffen
  8. Hans de Kan
  9. Reitze van Giffen
  10. Hedda Sijtsema
  11. Mies de Kan
  12. Gerrit Jan van der Glas
  13. Idskje van der Glas-de Jongh
  14. Coby van den Berg-van Giffen
  15. Kees van den Berg
  16. Felix Wartenweiler
  17. Karin van Giffen-Plat
  18. Hein van Giffen
  19. Driesje van Giffen-van Ouwendorp
  20. Els den Tex-van Giffen
  21. Rienk Wegener Sleeswijk
  22. Arend van Giffen
  23. Marjan Schreuder-van Giffen
  24. Matthijs van Giffen
  25. Janneke Wartenweiler-Wegener Sleeswijk
  26. Klaas van Giffen
  27. Jet Wegener Sleeswijk-van Waning
  28. David Flud van Giffen
  29. Hubertina Visser (partner David Flud)
  30. Patrick Haakman (partner van Anne)
  31. Maaike van Giffen
  32. Inge Sijtsema-van Giffen
  33. Feli van Giffen
  34. Anne Marie v.Giffen-van der Graaf
  35. Lied Goosens-Winkler Prins
  36. Hans van Giffen
  37. Cootje Bok-van Giffen
  38. Corrie van Giffen-Ringlever
  39. Flud van Giffen
  40. Trudy van Giffen-Notkamp
  41. Thijs van den Boogaard
  42. Wietse van Giffen
  43. Stijn van den Boogaard
  44. Nynke van Giffen
  45. Jikke van Giffen

Van Giffen predikanten: vrijmoedig, eigenzinnig en ongezeglijk

Onze tak van de familie Van Giffen behoort tot de vroegste protestanten, die al rond 1550 vanwege hun principiële geloofsovertuiging de vlucht nemen voor de Spaanse Inquisitie, een destijds speciaal opgerichte rechtbank voor het handhaven van de katholieke orthodoxie. De Van Giffen’s wijken vanuit Brabant uit naar Duitsland en keren jaren later vanuit Bremen weer naar het vaderland terug. En wel naar Groningen, nadat de stad in 1597 door de troepen van Prins Maurits is bevrijd.

De eerste twisten tussen Gomaristen en Arminianen

In de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden van de 80-jarige oorlog (1568-1648) wordt het rooms-katholieke geloof afgezworen en ontstaat er een protestantse staatskerk, die bekend wordt als de Nederduitsch Gereformeerde kerk (na 1816 de Nederlands Hervormde kerk geheten). In deze protestantse kerk ontstaat al snel verschil van mening tussen predikanten over de juiste uitleg van het Bijbelwoord en over het ware geloof. Heel bekend wordt de discussie tussen de hoogleraren theologie François Gomaer (Gomarius) en Jacobus Hermanszn. (Arminius) over de vrije wil van de mens en zijn of haar voorbeschikking tot heil of verdoemenis door God.  In 1610 leggen 44 predikanten hun bezwaren tegen deze leer der voorbeschikking vast in een verweerschrift of ‘remonstrantie’.

Gomarius (1563-1641)
Gomarius (1563-1641)

De ‘preciezen’ onder leiding van Gomarius houden vast aan de leer der voorbeschikking of predestinatie van de Romeinse filosoof en kerkvader Augustinus. Die leer gaat er van uit dat de loop der geschiedenis door God is voorbeschikt en dat de mens met zijn keuzes en gedrag geen enkele invloed kan uitoefenen op zijn zaligwording. Volgens deze leer is het alleen God die bepaalt of een mens wordt uitverkoren of verworpen.

Arminius (1560-1609)
Arminius (1560-1609)

De ‘rekkelijken’ onder leiding van Arminius zijn meer van mening dat de mens vrij en zondeloos geboren wordt en dat hij zelf aan zijn zaligheid kan bijdragen door in het leven de goede keuzes te maken en goede daden te doen, mits hij zich houdt aan het voorbeeld en de leer van Christus.

Op de Synode van Dordrecht, een landelijke vergadering van gereformeerde kerken, wordt deze theologenstrijd in 1618 en 1619 beslecht. Niet alleen wordt de protestantse geloofsleer vastgelegd in de Dordtse Leerregels en wordt er besloten om de Bijbel in het Nederlands te vertalen (de Statenvertaling, die in 1637 klaar zou zijn), maar ook winnen de Gomaristen met hun leer van de voorbeschikking het pleit en moeten de Arminianen het veld ruimen. Zij verenigen zich daarna in de Remonstrantse Broederschap [1]. Het zou niet bij dit ene conflict blijven.

Tegen de Verlichting: Voetianen en Coccejanen

Rond 1650 breekt de tijd van de Verlichting aan, onder invloed van rationalistische denkers als Descartes en Spinoza. Deze filosofen willen het gebruik van de rede bevorderen door intellectuele ontwikkeling, door filosofische bevraging, door alleen maar uit te gaan van de waarneembare feiten. De denkers van de Verlichting nemen de Bijbel niet meer letterlijk, zij bestrijden elke vorm van bijgeloof, zij pleiten voor verdraagzaamheid en rechtvaardigheid in kerk en staat, en zij komen op voor de grondrechten van de mens.

Hun denken wint aan invloed en de kerk vreest dat dit gaat leiden tot een volkomen ontgoddelijking van de samenleving. Werken van uiteenlopende figuren zoals Hobbes, Spencer en Spinoza maken een stroom van reacties los en de kerkleiding meent dat het christelijk geloof tegen de ‘aanstotelijke nieuwigheden’ van deze lieden moet worden verdedigd, want het goddelijk gezag van de Schrift is in gevaar. In de angstvisioenen van de kerkvaders gaat het openlijk tornen aan de autoriteit van de Bijbel onherroepelijk leiden tot geloofstwijfel, eerst aan Gods alvoorzienigheid en dan aan Gods bestaan. De maatschappij zal afglijden naar deïsme en scepticisme om tenslotte te vervallen tot ‘de allergruwelijkste staat van on-godisme’. Om de aanvallen van de Verlichten af te weren grijpen de orthodoxe theologen terug op beproefde verdedigingsmiddelen, zoals het wonderbewijs en het profetische bewijs. De theologen struikelen bijna over elkaar om het juiste bewijs te leveren tegen het Verlichtingsdenken en daarbij ontstaan er twee nieuwe stromingen, elk vernoemd naar de vooraanstaande theoloog die als voorman geldt: enerzijds de Voetianen, discipelen van de Utrechtse hoogleraar Gijsbert Voet (Voetius), aan de andere zijde de Coccejanen, volgelingen van de uit Bremen afkomstige Johannes Coch (Coccejus), die eerst hoogleraar was in Franeker, later in Leiden.

Voetius (1588-1678)
Voetius (1588-1678)

De Voetianen zijn in deze discussie de ‘preciezen’, die vanuit hun orthodoxe beleving het verlichtingsdenken fel en categorisch bestrijden als ‘paapse stoutigheden’ en ‘aanstotelijke nieuwigheden’. Hun angst is het grootst en zij zijn onverzoenlijk en onverdraagzaam naar andersdenkenden, zelfs naar hun Coccejaanse geloofsbroeders, omdat deze veel te losse opvattingen huldigen, onder andere over de „sabbat als puriteinse rustdag” en de „verbondsleer”.

 

Johannes Cocceius (1603-1669)
Johannes Cocceius (1603-1669)

De Coccejanen vormen de ‘rekkelijken’, die de nieuwe Verlichtingsideeën niet volledig afwijzen, maar proberen om een ‘open mind’ te houden, zelfs naar de Bijbelkritiek van de Verlichtingdenkers. Spinoza schrijft bijvoorbeeld in zijn Tractatus Theologico Politicus dat de wonderen in de Bijbel niet letterlijk moeten worden opgevat en dat de profeten beschikken over een wel heel levendige verbeeldingskracht, die bij hun profeteren een zeer belangrijke rol vervult.

In antwoord op deze Bijbelkritiek ontwikkelen de Coccejanen een apart theologisch genre, dat van de profetische theologie. Echte vrijzinnigheid bestaat er in die tijd nog niet; in tegenstelling tot de orthodoxe Voetianen gedragen Coccejanen zich minder conventioneel en kleden zich ook anders. Hun opvattingen variëren van orthodox-light tot orthodox-ultralight. Veel Coccejanen betonen zich zelfs ontvankelijk voor de nieuwe filosofie van Descartes. Coccejanen zijn overigens geen slaafse volgelingen van Coccejus, maar zelfstandige theologen.

Na 1650 raken Voetianen en Coccejanen in een reeks twisten verwikkeld, die soms buitengewoon fel worden. Alleen al uit de titels van de vele pamfletten die over en weer geschreven worden kan men zich een beeld vormen van deze broedertwist. Op een gegeven moment wordt de animositeit zo hevig dat een tweede ‘Dordt’ niet ondenkbeeldig schijnt: de Coccejanen vrezen – niet ten onrechte – dat zij door de Voetianen uit de kerk zullen worden verbannen, zoals dat in 1619 op de nationale synode van Dordrecht ook met de Remonstranten (met wie de Coccejanen vaak vergeleken werden) is gebeurd. De Voetianen zijn in de meerderheid en vanuit die dominante positie verzoeken zij in 1694 stadhouder-koning Willem III (in wie zij hun begunstiger zien) om een nationale synode bijeen te roepen om de geschillen met de Coccejanen te beoordelen, of liever de laatsten te veroordelen. Tot hun diepe teleurstelling gaat Willem III niet op hun voorstel in. Wél laat hij de Staten van Holland en Westfriesland een belangrijk reglement uitvaardigen ter bewaring van de rust en vrede in de kerken, waarbij onder meer bepaald wordt dat ‘alleen predikanten van een moderaet en vreedzaam humeur beroepen mogen worden’.

De profetische theologie

De Coccejaanse theologen stellen zich dus met hun profetische theologie teweer tegen de opkomende Bijbelkritiek van Verlichtingsdenkers zoals Hobbes, Spinoza en Simon. Net zoals de Purmerendse arts Bernard Nieuwentijt destijds de stellingen van ongodisten en ongelovigen probeert te ontkrachten met behulp van  verschijnselen uit de natuur (de fysicotheologie), zo willen de profetische theologen dat bewerkstelligen door de Bijbelse profetieën te plaatsen in de loop van de geschiedenis. Zij willende juistheid van het Bijbelwoord bewijzen door aan te tonen dat de Bijbelse profetieën in de loop van de geschiedenis al zijn uitgekomen. Daarbij worden historische gebeurtenissen vaak geïnterpreteerd als een vervulling van de Bijbelse profetie en van Gods voorzienigheid (providentie). Ook ontwikkelen de Coccejanen een daarmee nauw verband houdend ‘periodieke systeem’, de leer van de zeven perioden van de christelijke kerkgeschiedenis.

Het genre van de profetische theologie wordt tot ver in de eeuw van de Verlichting beoefend, maar de ideeën van Coccejus verliezen geleidelijk aan invloed naarmate de ideeën van een ander beroemd exegeet uit ons land terrein winnen: Hugo de Groot (Grotius), een geleerde tegen wie de Coccejanen zich aanvankelijk sterk afzetten. Geleidelijk dringen Grotius’ ideeën over de Bijbelse profetieën, waarin de historiserende uitleg centraal staat ook in de profetische theologie door.

De beoefenaars van de profetische theologie leggen verbanden tussen de eigen geschiedenis van destijds en de Bijbelse profetieën, bijvoorbeeld de profetie over het millennium in de eindtijd. Zij baseren zich op hun interpretatie van de Bijbeltekst in Romeinen 11 vers 25-26, waarin een algehele bekering van het volk Israël zal plaatsvinden in het te verwachten millennium. Coccejus meent dat de heilsgeschiedenis zal culmineren in een “heerlijke staat der kerk”, een teken van de spoedige wederkomst van Christus. Deze toekomstverwachting, die voor de kerk een bloeitijd in het verschiet ziet en daarbij de bekering van het joodse volk, wordt door veel Coccejanen uitgedragen.

En de strijd tussen de theologen in hun verweer tegen het Verlichtingsdenken raakt op zijn hoogtepunt als er ineens een ons bekende Van Giffen in beeld komt….

David Flud van Giffen
David Flud van Giffen (1653-1701)
David Flud van Giffen (1653-1701)

David Flud van Giffen wordt geboren in Sneek en hij schrijft zich al jong  in als student theologie aan de Franeker universiteit. Zijn vader, de Sneker advocaat Thomas van Giffen ziet liever dat David Flud een rechtenstudie gaat volgen, want hij voorziet dat zijn begaafde zoon zodoende wellicht nog tot hoge staatsambten zal worden geroepen. Maar David Flud leest „de Christelijke Krijgsman” van Erasmus en dat doet in hem de lust ontwaken om predikant te worden en zelfs zijn vader kan die ontwaakte liefde niet uitblussen.

De provincie Friesland met haar universiteit in Franeker speelt in het godsdienstige en theologische leven van het Nederland in de late zeventiende en de achttiende eeuw een belangrijke rol. In Franeker is ook Coccejus enige jaren hoogleraar geweest en dat heeft zijn sporen nagelaten op Johannes van der Waeyen, die sinds 1677 hoogleraar theologie is in Franeker, en ook op diens kwekeling David Flud van Giffen.

David maakt als student al naam door zijn studiezin en zijn talent om zijn gedachten op een aansprekende manier uit te dragen.

In 1674 stelt David Flud zich als proponent beroepbaar en hij doet dat jaar zijn intrede in de behoudende Gaasterlandse gemeente Wijckel. Zijn kanselwerk in Wijckel blinkt uit boven dat van vele tijdgenoten, door eenvoudigheid en begrijpelijkheid. Hij wordt er vermaard om dat hij zijn gehoor weet te grijpen en dat het kerkvolk niet slaapt of zich verveelt tijdens zijn preken.

De jonge dominee met zijn Coccejaanse voorliefde krijgt echter in Wijckel al spoedig tegenwerking vanuit de orthodoxie. Ondanks zijn godsdienstige ernst en trouwe herderlijke toewijding ging hij voor de Gaasterlandse orthodoxen door voor een „gevaarlijke ketter”. Ook met zijn collega’s in de classis Sneek ontstonden problemen, waarbij een zekere beroepsna-ijver zeker een rol zal hebben gespeeld.

In 1678 ontvangt David Flud een beroeping van de gemeente in Nieuw Brongerga of Knijpe, vlakbij ‘t Oranjewoud, waar destijds de Friese Nassau’s hof hielden. Hij ruimt (vermoedelijk met opgelucht welbehagen) zijn Wijckeler pastorie in en verhuist naar de classis Zevenwouden, waar hij drie jaar zal verblijven. De fijne neus van de ultra-orthodoxe Jouster dominee Henricus Brinck heeft echter al snel in de gaten welk een „grote ketter” daar in Knijpe op de kansel staat. Een Coccejaan in de overwegend Voetiaanse classis der Zevenwouden, dat gaat zo maar niet! Ook hier speelt jaloezie ongetwijfeld een grote rol in de heftigheid, waarmee de Zevenwouder classis al vlug tegen David Flud van Giffen van leer trekt.

In 1680 ontstaat er een fel debat over de profetische theologie naar aanleiding van de ‘affaire-Van Giffen’, een twist die al snel van een provinciale kwestie tot een nationale aangelegenheid zal worden. We kunnen ons zulk een zaak  hedentendage bijna niet meer voorstellen. Wat door ons anno 2013 misschien wordt gezien als een futiliteit en een kleingeestige vorm van scherpslijperij wordt in 1680 door de hoogleraren nog met de grootste ernst bediscussieerd. De aanleiding tot de polemiek vormt een preek, die David Flud van Giffen in januari 1680 in Leeuwarden uitspreekt. Hij preekt daarbij helemaal volgens de leer van de profetische theologie over een toekomstige betere staat van de kerk op aarde, naar aanleiding van zijn interpretatie van Psalm 8:10.

Dan slaat de vlam in de pan en een Voetiaanse predikant onder het gehoor beklimt na de preek de preekstoel om aan het Leeuwarder kerkvolk mede te delen dat de preek tijdens de daaropvolgende zondag in de juiste versie zal worden voorgelezen. Maar daar blijft het niet bij… David Flud is namelijk gewend om zijn karige inkomen aan te vullen door sommige van zijn preken en andere werken in druk uit te geven en in 1680 publiceert hij doodgemoedereerd zijn eigen versie van de gewraakte preek in de vorm van een boek, getiteld “Jobs levende Goël en de nog verwagte heerlijkheid der kerke” . Het boek bevat nog een ander preek van zijn hand en hij draagt het boek op aan vier vorstelijke vrouwen, onder wie prinses Albertina Agnes, de weduwe van Willem Frederik, een vrouw die de Coccejanen goedgezind is, net als het gehele Friese hof. Zij hebben zelfs bij David Flud op de publicatie in boekvorm aangedrongen. De Franeker hoogleraar Van der Waeyen, laat zich in zijn voorwoord lovend over de preek uit. David Flud presteert het ook nog om het boek uit te geven zonder toestemming (‘approbatie’) van de classis Zevenwouden, waartoe zijn standplaats Nieuw Brongerga behoort.

Dan is voor de Voetianen de maat vol en er ontstaat een heuse theologenstrijd. De Friese kerkleiding doet in 1681 een Waerschouwinge aen de Friesche kerke uitgaan, weldra gevolgd door een traktaat getiteld “Goede zaak en goede trouw”.

Aan de ene kant van het strijdperk staan de zwaar orthodoxe Voetianen die in die tijd overigens nog waren te onderscheiden in een zware („dood leerstellige”) en een minder zware (“levende”) richting. Hun woordvoerder is de eerder genoemde predikant Henricus Brinck uit Joure, die zich als voorzitter van de classis Zevenwouden heeft vastgebeten in het ontdekken van Coccejaanse ‘valsheden’.

Hij is ook de opsteller van het beruchte bezwaarschrift (gravamen), dat hij namens de classis Zevenwouden in 1680 bij de Friese synode in Harlingen indient.

Daarin klaagt Brinck niet alleen over de vele nieuwe en aanstotelijke opinies volgens de filosofie van de ‘paapse’ Descartes, maar ook over Coccejaanse predikanten zoals Van Giffen, die met hun ‘vreemde en ongegronde uitleggingen van de profetieën het allerheiligst Woord Gods aan geloovigen en anderen prostitueren’.

De synode is blijkbaar beducht dat de geschriften van de Coccejanen met hun profetische theologie en cartesiaans getinte ideeën opgang zullen maken onder de gemeenteleden op het Friese platteland. Van Giffen wordt beschuldigd dat hij direct na zijn intree geprobeerd heeft om nieuwe en gevaarlijke ideeën in te prenten bij zijn eenvoudige toehoorders tijdens particuliere samenkomsten (zogenoemde ‘conventikels’). Tijdens die bijeenkomsten heeft Van Giffen in het bijzonder gesproken over zijn overtuiging dat er nog een betere staat der kerk op aarde te verwachten is. Een nieuw en universeel koninkrijk der gelovigen, waarin de ongehoorzamen en ongelovigen gebukt zullen gaan onder de vromen. Voorts heeft hij geleerd dat in tal van plaatsen in de bijbel zeven historische perioden te ontdekken zijn. Van Giffen’s optreden heeft in de omringende gemeenten veel onrust gebaard. De classis erkent weliswaar dat Van Giffen over grote gaven beschikt, maar beschuldigt hem uiteindelijk van een sterke neiging tot conventikelvorming. De classis ziet dit met lede ogen aan en acht het raadzaam om in te grijpen, niet om zulke stichtelijke particuliere bijeenkomsten te verhinderen, maar om te voorkomen dat daardoor de officiële kerkdienst in de toekomst ‘in minachting zouden geraken’. Het is dus de grote populariteit van Van Giffens ideeën die de classis ertoe brengt om een Waerschouwinge uit te brengen.

Aan de andere zijde van het perk staan de Coccejanen met in eerste ronde als centrale figuur David Flud van Giffen. David is inmiddels een geleerd man met een grote historische belangstelling en hij staat bekend als leider van de ‘ernstige’ Coccejanen. In de ogen van de ultra-orthodoxe Voetianen behoort deze ernstige Coccejaan Van Giffen nog tot een soort orthodox-light richting, nog altijd beter te verdragen dan de orthodox-ultra-light richting van de ‘oppervlakkige’ Coccejanen.

Gelukkig voor David dat hij door zijn grote kanselgaven populair is bij het stadhouderlijk hof, dat ‘s zomers in de buurt van Heerenveen in de buitenplaats Oranjehof resideert.

De vele edelen en stadsregenten hebben veel met hem op en zij breiden de mantel van hun gezag beschermend uit over deze hofpredikant, anders zou de classis hem na de problemen in 1680 zeker uit de Kerk hebben verbannen. Nu kunnen ze zelfs niet eens verhinderen, hoe ze zich er ook voor inspannen, om de approbatie van David Flud zijn beroeping naar zijn geboorteplaats Sneek tegen te houden.

Hij verwisselt op 23 oktober 1681 de gecombineerde dorpsgemeente Nieuw Brongerga-Knijpe voor de stad Sneek, maar hij blijft ‘s zomers ook preken aan het Friese stadhouderlijke hof. Ongetwijfeld voelt David Flud zich in zijn verweer gesterkt door de steun van het stadhouderlijk hof en van zijn geleerde Franeker vriend Johannes van der Wayen, maar David Flud was zelf ook bepaald niet op z’n mondje gevallen en capabel genoeg om van zich af te bijten.

In 1688 verhuist dominee Van Giffen van zijn geboortegrond naar Holland en hij wordt predikant in de stad van de beroemde synode, in Dordrecht. Het feit dat de kerkenraad van die grote stad hem een aanzoek waardig keurt is een bevestiging dat David Flud toch wel zuiver in de leer is! In Dordt arbeidt hij nog dertien jaren lang eervol, tot zijn dood in 1701. Hij weet met zijn ernstig Coccejaanse tendenzen uiteindelijk zelfs de meest verstokte Voetianen te bevestigen.

Dertig jaar na zijn dood wordt de bundel van zijn vervaardigde werken nog herdrukt. Ze behoren thans tot de antieke boeken, die alleen nog in orthodox gereformeerde kring geraadpleegd worden, maar in de 18e eeuw hebben ze hun betekenis gehad. David Flud van Giffen heeft destijds school gemaakt door bruggen te slaan, door een groep van Coccejanen te kweken, die sámen met de Voetianen schouder aan schouder heeft gestaan tijdens de „nadere reformatie” der kerk  in de periode 1680-1701.

David Flud van Giffen heeft dus in zijn tijd nationale bekendheid gekregen en nog steeds wordt hij binnen de familie in vele nakomende generaties vernoemd. Nu, 350 jaar later, zijn er van de 94 in leven zijnde naamdragers Van Giffen maar liefst zes die de voornamen David en Flud met ere dragen.

Voor zover bekend was David Flud de eerste Van Giffen die predikant werd. In de navolgende generaties zouden nog zes familieleden in zijn voetsporen treden, die in een volgend bulletin apart zullen worden behandeld:

VII.2  Ds. Omius van Giffen (1753-1826) (geen afbeelding bekend)
VII.4  Ds. Alexander van Giffen (1756-1811) (geen afbeelding bekend)

VII.6 Ds. David Flud van Giffen (1760-1843)
VII.6 Ds. David Flud van Giffen (1760-1843)
VIII.18 Ds. Lambertus van Giffen (1807-1898)
VIII.18 Ds. Lambertus van Giffen (1807-1898)
IX.18 Ds. Jan van Giffen (1851-1936)
IX.18 Ds. Jan van Giffen (1851-1936)
X.5 Ds. Reitze van Giffen (1859-1939)
X.5 Ds. Reitze van Giffen (1859-1939)

Net als David Flud waren dit predikers met vrije en onafhankelijke geesten, die vrijmoedig voor hun opvattingen opkwamen. Dat bracht ze nogal eens in conflict met de behoudende en leerstellige kerkelijke omgeving, zoals in de Friese Zuid-Westhoek, waar veel Van Giffen predikanten op de kansel hebben gestaan. Dat zal niet altijd even makkelijk voor ze geweest zijn, maar dat heeft ze er niet van  weerhouden om het Woord in alle vrijheid te bedienen!

 


[1] De Remonstranten vluchtten naar Duitsland en keerden later geleidelijk terug naar de Republiek. Daar was de remonstrantse kerk officieel verboden, maar werd in de praktijk gedoogd. De remonstranten stichtten vele schuilkerken. De eerste was De Rode Hoed, een voormalig pakhuis aan de Keizersgracht in Amsterdam, de grootste schuilkerk in Nederland. Pas na de stichting van de Bataafse Republiek in 1795 werd het kerkgenootschap officieel erkend.