juni 2014
Woord vooraf van het bestuur

Sinds een jaar zijn Thomas van Giffen en Thijs van den Boogaard bezig met het vormgeven van de familie website op vangiffen.org
Dat adres is de plek op het internet geworden waar u voortaan de informatie over onze familie kunt vinden. De website bestaat uit een publiek deel en een privaat deel.
Het publieke deel is voor iedere bezoeker zichtbaar en toont algemene gegevens over de Van Giffen’s, zoals de zilversmeden en de predikanten. Daarbij het familiewapen, de stamboom en een selectie van wat oude familieportretten.
Het private deel van de website is via een sleutelcode alleen toegankelijk voor familieleden. Dit deel bevat momenteel alle tot nu toe verschenen familiebulletins. Maar straks ook de namen- en adreslijst, de foto’s van de familiedagen en de gegevens van het bestuur, zoals de statuten en de besprekingsverslagen. Een album met familiefoto’s, waar iedereen foto’s aan kan toevoegen, is nog in de maak. Tenslotte een genealogisch hoekje met familieberichten en vondsten op internet over de familiegeschiedenis.
Voor de familieleden zal de website steeds meer interactief worden en daardoor hopelijk ook een meer samenbindend element zijn.
Van de redactie
De Van Giffen familiebulletins zullen steeds minder op papier worden gedrukt en per post worden verstuurd. Meer en meer zal de verspreiding digitaal gaan verlopen, via de website vangiffen.org
Geef uw mailadres s.v.p. door aan de bestuursleden (zie colofon).
Op bladzijde 3, vs.5 van bulletin 22 stond een storende fout in de naamsvermelding “Aaltje Visser”. Dit moet zijn: “Idskje Visser”.
Lief en leed
Sinds de verschijning van het vorige bulletin in februari 2013 zijn de volgende familie aangelegenheden te melden:
- Op 24 april 2013 werd Sam geboren, dochter van Haye van Giffen en zijn vriendin Ilse van der Stroom.
- Op 18 Juni 2013 werd Fien (Josefien Mariet Joyce) van Giffen geboren, dochter van Ike van Giffen en Mayke van Wanroy.
- Op 10 april 2013 overleed Ingrid de Jong-van Giffen uit Soest.
- Op 15 oktober 2013 overleed Merkje van Giffen in Ureterp.
Een nieuwjaarswens uit 1837

Ao 1837
Nieuw Jaars Wensch
Beminde Grootmoeder;
Oom en Tante!
Hoe vele jaren ook verdwijnen,
Hoe vele ook opnieuw verschijnen,
God’s liefde en trouwe houdt altijd stand.
Die liefde (m)ooge steeds bij U wonen;
Die trouwe zich bij u vertoonen;
God leide u steeds als aan Zijn hand!
Dit nieuwe jaar en veel nadezen.
Word’ God’s gena’ door u geprezen!
Gods Zegen strale in alles door
Zijn Geest leide u op ’t hemelspoor!
Uw Liefhebbende Kleinzoon en Neef
David van Giffen
In the year 1837
New Year’s Wish
Beloved Grandmother;
Uncle and Aunt!
However many years may fade away;
However many new (years) may appear;
God’s Love and Faith will always remain;
May this Love always be in your home;
and may this Faith always be expressed to you;
May God always lead you by His hand!
In this New Year and many to come.
May God’s Mercy be praised by you!
May God’s Blessing beam through in everything
May His Ghost lead you on heaven’s trail!
Your loving Grandson and Nephew
David van Giffen
Deze nieuwjaarswens bevindt zich in het familiearchief en het is ooit in bewaring gegeven door mr. Ate van Giffen, de notaris uit Velp.
Diens vader David Flud van Giffen (19 januari 1828 – 6 mei 1900) schreef het document als achtjarige jongen op 1 januari 1837 voor zijn grootmoeder van moederskant, Sytske Attema-Wopkes. Aan welke Oom en Tante hij de tekst adresseerde vermeldt de geschiedenis niet. Zijn oom Ate Reitzes Attema bleef zijn leven lang namelijk ongehuwd.
De tekst lijkt wat al te vroom voor een jongen van acht jaar en werd hem hoogstwaarschijnlijk gedicteerd door zijn moeder Janke Attema (1786 – 1854) of door zijn vader Jan van Giffen (1792 – 1848), de apotheker in Steenwijk.
De nieuwjaarswens moet gericht zijn geweest aan zijn grootmoeder Attema, want zijn grootmoeder Hendrikje van Giffen-Heggers was al in 1826 overleden.
David Flud is vernoemd naar zijn grootvader, de predikant David Flud van Giffen (1760-1843), maar het is onbekend of deze ook zo’n prachtig gecalligrafeerde nieuwjaarskaart heeft gekregen. Wellicht was dit toentertijd wel een jaarlijks weerkerend corvee voor de kinderen om zo de vordering in hun schrijfkunsten te etaleren?
De jonge David had er duidelijk plezier in, want hij tekende er met zijn ganzeveer ook nog een prachtige speelse ‘krulvis’ bij.
Zoals u wellicht uit de stamboom bekend is huwde deze jonge David van Giffen later in 1855 met Aaltje Hofman (1829-1890), die hem zes kinderen schonk: Jan (1856), Reitze (1859), Hendrik (1861), Charlette (1863), Jeannette (1865), een jong overleden tweeling Cecila en Ate (1867) en Ate (1870). David werd o.a. notaris in Wolvega en het gezin woonde achtereenvolgens in ‘t Meer, Luinjeberd en Wolvega. Het graf van hem en Aaltje is nog steeds te vinden op de Algemene Begraafplaats van Wolvega.
Hoe dan ook, we vonden deze nieuwjaarswens dermate aandoenlijk, dat we het jullie als familie niet wilde onthouden.
Volg het spoor van het geld…

Volgens mijn vader Ate heeft zijn vader Reitze van Giffen (1859-1938) gewoond op de Lycklama stins, een niet meer bestaande kleine buitenplaats aan de Lycklamaweg in ‘t Meer. Reitze en zijn vijf broers en zussen erven in 1900 van hun vader, de notaris David Flud van Giffen uit Wolvega (1828-1900) veel geld en landerijen in Friesland en Drente, vooral weidegronden die aan boeren zijn verpacht. Het is me niet bekend welke percelen grond aan Reitze zijn overerfd, maar in geld krijgt Reitze een aardig vermogen in handen (volgens vader Ate was het toentertijd een bedrag van 9.000 gulden, hetgeen anno 2014 een bedrag van bijna een miljoen Euro zou vertegenwoordigen).
Om te begrijpen hoe dat bezit in de familie is gekomen ben ik eens op onderzoek uitgegaan en dat begint bij de Friese familie Attema:
1. Ate Reitzes
Ate Reitzes (geboren ca. 1730) en Janke Attesdr., wonende in Beneden Knijpe, krijgen in november 1756 een zoon Reitze, die op 14 november wordt gedoopt.
(Daarnaast zijn er ook andere Attema’s uit Beneden Knijpe bekend:
Eile Ates Attema (1760), huwde met Nieske Abes, 2 kinderen;
Jolke Ates Attema (1768), huwde Akke Siebes ten Cate, 9 kinderen.)
2. Reitze Ates Attema (1756 – 1820)
Zoon Reitze wordt notaris en hij huwt op 2 juli 1780 met Sytske Wepkes (of Wopkesdr., geboren 1760, overleden 15 juni 1842).
Bij de wettelijk voorgeschreven naamgeving van 1811 laat Reitze zich inschrijven als Reitze Ates Attema. Hij overlijdt in Wolvega op 28 maart 1820.
Reitze en Sytske krijgen in 1785 een zoon Ate en op 11 december 1786 een dochter Janke.
Ate blijft ongehuwd, maar Janke trouwt op 16 juni 1819 met de apotheker Jan van Giffen1, geboren op 27 november 1792 in Nijeveen, overleden op 14 februari 1874 in Steenwijk.
1 In de stamboom loopt hij te boek als VIII.14 Jan van Giffen
3. Ate Reitzes Attema (1785 – 1866)
Ate Reitzes volgt zijn vader op als notaris in Wolvega en hij laat zich bij de naamgeving in 1811 inschrijven als Ate Reitzes Attema. Hij ontwikkelt zich behalve als notaris ook als hereboer en grootgrondbezitter, want volgens de overlevering bezit hij in Friesland maar liefst 23 boerderijen en landerijen. Ate blijft ongehuwd en bij het klimmen van de jaren zoekt Ate een opvolger voor zijn notarispraktijk en die vindt hij in zijn oomzegger, de jonge David Flud van Giffen (1828-1900), zoon van zijn zus Janke Attema en Jan van Giffen.
4. David Flud van Giffen
Als zijn moeder Janke Attema op 30 mei 1854 overlijdt en als in 1866 ook zijn oom Ate Attema overlijdt wordt David Flud van Giffen als diens opvolger en enig erfgenaam in één klap een welgesteld man.
Er is geen uitputtende opsomming bekend van de bezittingen, die in 1866 van Ate Attema overgingen op David Flud van Giffen, daarvoor zou in It Tresoar de notariële akte moeten worden bestudeerd. Maar op internet zijn op trefwoord Ate Reitzes Attema wel een paar voorbeelden van zijn bezittingen te vinden:
1857 Akte van overeenkomst Waterschap Fryslan met Ate R. Attema te Wolvega waarbij de veenpolder de verplichting op zich neemt een brug over de Scheene te leggen en deze vervolgens te onderhouden.
1858 bezit van de sate Soolstede 2, 3, 4 met ruim 40 hA grond in Sonnega / Olde Trijne (rood omcirkeld in onderstaande kaart).
1860 notaris: Boelgoed; Betreft de verkoop van vee van Ate Reitzes Attema te Wolvega, aan Eelke Wouwenaar te Wolvega en anderen, opbrengst fl. 445,=.
Op 10 mei 1865 staat in de Overijsselsche Courant een overzicht van een langgerekte strook grond tussen de Lycklamaweg en de Heerenveense Straatweg (en daar voorbij), in eigendom van Ate Reitzes Attema, die in 1865 deels moest worden onteigend voor de aanleg van de Staatsspoorlijn Zwolle – Leeuwarden.
David Flud was in 1856 gehuwd met Aaltje Hofman en in hun kleine woonplaats ‘t Meer krijgt het echtpaar zeven kinderen, achtereenvolgens: Jan (1856), Reitze (1859), Hendrik (1861), (Char)lette (1863), (Jea)nette (1865) Cecilea (1867) en Ate (1868), die uit dank naar Ate Attema wordt vernoemd. Zowel Cecilea als Ate overlijden als baby en in 1870 verhuist het gezin van David Flud en Aaltje naar het naburige Luinjeberd, waar in 1870 nog een zoon wordt geboren, die opnieuw Ate wordt genoemd.

Weer later verhuist het gezin naar Wolvega en bewoont daar de Lycklama stins, een nu niet meer bestaande kleine buitenplaats aan de huidige Lycklamaweg. De notaris Ate Attema had daar ooit een lange strook bosgrond bij de stins in bezit gekregen. Deze stins of state was daarvoor (van 1853 tot 1874) bewoond geweest door het gezin van David Flud zijn tante Anna Elisabeth van Giffen, gehuwd met Sent Foppe Klijnsma.
Het ontbreekt de kinderen van David Flud en Aaltje aan niets op de Lycklamastate. Oudste zoon Jan van Giffen ontvangt een opleiding tot jurist.
Tweede zoon Reitze geeft aan predikant te willen worden en hij krijgt de mogelijkheid om in Utrecht theologie te gaan studeren. Als student leidt Reitze een luxe leven; hij heeft in Utrecht een oppasser en beschikt over een eigen appartement en een hond.
Ook de jongste zoon Ate wordt in de gelegenheid gesteld om rechten te studeren; hij wordt later notaris en advocaat in Leeuwarden.
Hoe David Flud zijn erfenis heeft verdeeld onder zijn kinderen is niet geheel bekend. Van oudste zoon Jan, die later kantonrechter en grootgrondbezitter in Elst werd, is bekend dat hij zich in Lent een vrijstaande villa ‘Mariënhove’ met uitzicht op de Waal heeft laten bouwen. Nu heet de villa ‘Vahali Adjectum’.

Zoon Reitze met zijn grote gezin ging als 51-jarige met emeritaat, kocht een huis in Bloemendaal, sloeg alle beleggingsadviezen van jongere broer Ate in de wind en snoepte zo zijn kapitaal langzaam op.
Van zoon Hendrik (Henk) is niet bekend hoe hij zijn vermogen heeft beheerd. Hij emigreerde naar Amerika en huwde daar in 1905 met Addie Warner.
Dochter Charlette (‘Lette’) huwde in 1892 met Jan Winkler Prins en ook van dit echtpaar is niet bekend hoe het vermogen is beheerd.
Dochter Jeannette (‘Nette’) huwde in 1888 met de handelaar en fabrikant Willem Sepp en zij lieten in park ‘Duinlust’ op de Bloemendaalse Johan Verhulstweg de villa ‘Jeannette’ bouwen.
Zoon Ate was dankzij zijn vermogen in staat om al jong een gerieflijk leven te leiden. Hij stopt als 52-jarige met zijn notarispraktijk en leeft daarna als rentenier in Zwitserland en Velp.
De predikanten Van Giffen (vervolg)
In bulletin 23 hebben we IV.f ds David Flud van Giffen (1653-1701) uitgebreid behandeld als de eerste predikant in onze familie. We beloofden toen dat we ook aandacht zouden besteden aan de andere zes predikanten van Giffen. Dat doen we in het onderstaande artikel, weliswaar minder uitgebreid, maar er is over hen nu eenmaal ook minder bekend.

Van VII.2 Ds. Omius van Giffen (1753-1826) is wel het minst bekend: geen portret of geschrift of preek is van hem bewaard gebleven. Omius werd geboren in Groningen op 20 april 1753 en hij verkoos als jongeling het predikantschap, geheel in tegenstelling tot zijn oudere broers Jan en Lucas, die als zilversmid in de voetsporen traden van hun vader Lucas van Giffen en grootvader Lambertus van Giffen. Omius studeerde af in Groningen, werd vervolgens kandidaat en beroepen vanuit het Drentse Vries en werd daar op 27 juli 1779 bevestigd in de toenmalige Nederduitsch Gereformeerde Kerk, de staatskerk tijdens de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden).
Op 15 augustus 1780 huwde hij in Vries met Catharina Ypeij (1754-1843) uit Franeker en hij heeft zijn hele werkzame leven lang de gemeenschap van Vries als herder en leraar gediend. Hij overleed op 73-jarige leeftijd in Vries op 27 november 1826.
VII.4 Ds. Alexander van Giffen (1756-1811) was een jongere broer van de hiervoor vermelde Omius van Giffen. Hij huwde met Maria Elisabeth Ypeij (1760-1848), een jongere zus van Catharina.
Alexander werd geboren op 28 juli 1756 in Groningen, waar hij later ook Theologie studeerde. Hij stelde zich in januari 1782 ‘kandidaat tot den Heiligen dienst’ in Leeuwarden. Hij nam een beroeping uit Lutkewierum aan en werd daar op 9 Juni 1782 bevestigd.

Na zes jaar, op 26 oktober 1788, nam hij afscheid van Lutkewierum omdat hij een beroep had aangenomen in Birdaard en Janum, waar hij op 9 november dat jaar zijn intrede deed.

Als herder van deze landelijke gemeente beleefde Alexander de Bataafse Revolutie in 1795 en de daaropvolgende periode van de Bataafse Republiek. Hij is voor zover bekend de enige Van Giffen met een strafblad, aangezien hij als Oranjegezinde predikant op 27 maart 1797 in de nasleep van het zogenoemde ‘Kollumer Oproer’ * door de patriotten van de Bataafse Republiek werd aangeklaagd en gevangen gezet wegens opruiende activiteiten. Het ellenlange en drakerig langdradig beschreven verhoor van de Raad van Justitie hierover is bewaard gebleven. Daaruit de onderstaande citaten:

“1e Dat de gevangen geduyriglijk en al zedert langen (tijd) omgang heeft aan zijn huys met zulke ingezetenen dewelke volstrekte tegenstander zijn van de tegenwoordige regeringsvorm;
2e dat de gevangen geheel geen gemeenschap maakt met Burgers, den tegenwoordige orde van zaaken toegedaan (“maar alleen met Orange klanten” volgens de dorpsregter Jacob Jans te Birdaard);
3e dat de gevangen daar door de oorzaak is van de oneenigheden dewelke somwijlen in Birdaard wel eens plaats hebben;
4e dat de gevangen zig niet ontzien heeft om te Wanswerd kwaad zaad te zayen;” Etc. etc. etc.
Alexander van Giffen stak blijkbaar zijn mening over het nieuwe bewind niet onder stoelen of banken en hij uitte publiekelijk zijn ongenoegen over bepaalde openbare benoemingen, omdat hij van mening was dat het bewind onrechtmatig aan de macht was gekomen.
Tijdens het verhoor ontkende Alexander de beschreven aanklachten en verklaarde hij dat hij vele malen gebeden had (soms hardop): “O God bewaar ons bij binnenlandsche rust, verlos ons uit de rampen en zwarigheden waaronder wij zugten.”
Ook verklaarden de getuigen Pieter Geerts, 34 jaar, Gosse Ædes, 28 jaar, Jan Folkerts, 29 jaar en Rindert Jans, 29 jaar, wonende te Birdaard, onder ede dat “zo dikmaals als zij Ds. Alexander van Giffen gesprooken hebben, nooit anders van gedagte van Giffen hebben gehoord, als dat hij geenzints goedkeurde, maar altijd afraade zich ’t minste en geringste met de oproerigheden int Collumerland en de omliggende streeken te bemoeyen of er zich mede in te laaten, maar daarentegen yder tot bedaardheid, vrede en gehoorzaamheid heeft aangemaand.”
Alexander van Giffen heeft de terugkeer van zijn geliefde Oranjehuis op de Nederlandse troon niet meer mee mogen maken, want hij overleed op 14 December 1811.
* Het Kollumer Oproer was een uiting van Oranjeliefde in Kollum. Het rechthuis was op 3 en 4 februari 1797 het toneel van een oproer, veroorzaakt door verzet tegen de dienstplicht en de burgerbewapening, die op 13 september 1796 was ingesteld door het nieuwe bewind.
Abele Reitzes, die bij zijn inschrijving in het rechthuis ‘Oranje boven’ riep, werd op 28 januari 1797 in hechtenis genomen. Dat zorgde voor zoveel opschudding in de regio, dat een grote menigte zich verzamelde om hem te bevrijden. Op de weg naar het rechthuis werden grote vernielingen aan huizen van patriotten aangericht. Een kleine eenheid bewapende burgers uit Dokkum, dat te hulp was geschoten, wist ternauwernood te ontkomen.
Door met groot machtsvertoon dit oproer in de kiem te smoren en 168 mensen te arresteren, wisten de patriotten de rust weer te laten keren. De aanvoerders Jan Binnes en Salomon Levy werden onthoofd. Binnes op 20 februari 1797 en Levy, die ontkende leiding te hebben gegeven en ondergedoken was, een jaar later op 17 maart 1798. Als gevolg verloren Abraham Staal en Gerrit Paape hun positie als rechter aan het Hof van Friesland.


VII.6 Ds. David Flud van Giffen (1760-1843) was een neef van de eerder vermelde Omius en Alexander Van Giffen. Geboren in Groningen op 11 juni 1760 besloot hij al jong om het voorbeeld van zijn oudere neven te volgen door ook Theologie te gaan studeren. Hij werd op 9 juli 1788 op de Groninger faculteit ingeschreven en zes jaar later, op 20 april 1784 stelde hij zich als proponent beroepbaar voor een kanselplek binnen de toenmalige Nederduitsch Gereformeerde Kerk, de staatskerk van de toenmalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 18 augustus werd hij door de gemeente van Blankenham beroepen en op 7 november deed hij er zijn intrede.




Weer zes later, in 1797, werd hij beroepen door Heerenveen, waar hij na zijn intrede tot 1839 predikant zou blijven. Hij was toen al 79 jaar! David Flud overleed in Heerenveen op 2 juni 1843.
Nog in 1956 werd er in het Gereformeerd Weekblad van de Gereformeerde Bond geschimpt op liberale predikanten zoals deze David Flud van Giffen. Zoveel lof als men de ‘ernstige Coccejaan’ David Flud uit de 17e eeuw toezwaaide, zo kritisch stond men tegenover de vrijzinnigheid van deze 19e eeuwse David Flud, een predikant van de ‘Groninger richting’: hij werd net als de meeste predikanten uit die vroege begintijd van de Nederlands Hervormde Kerk door de orthodoxen neergesabeld als “Vlees-noch vismannen. Van die water-en-melkgasten! Oud-liberalen. Honingzoet en poeslief, zolang niemand in de omgeving hen maar op het lijf sprong met de aloude drie Formulieren van de Dordtse Synode.”


VIII.18 Ds. Lambertus van Giffen (1807-1898) was de jongste zoon van de hiervoor vermelde ds. David Flud. Hij was eveneens een predikant van ouderwets liberale en vrijzinnige signatuur, toen hij als 22-jarige goedsmoeds zijn intrede deed in zijn eerste gemeente Wyckel, in de nogal bevindelijke Friese Zuid-Westhoek. Inderdaad, in dezelfde Gaasterlandse gemeente waar ook de allereerste David Flud zijn loopbaan was begonnen.

Lambertus zou er maar liefst 55 jaar predikant blijven, ondanks het feit dat zijn orthodoxe gemeenteleden niet veel ophadden met zijn vrijzinnige denkbeelden en zelfs terugvielen tot een steeds groter rechtzinnigheid. Leger en leger werd het in de dorpskerk, zelfs in de ochtenddiensten. Bij zijn 50-jarig ambtsjubileum in 1879 beklaagde Lambertus zich over de verstokte leerstelligheid onder zijn gemeenteleden: “Waarlijk, dit oord is geen plaats waar een predikant van liberale richtinge gevierd, vertroeteld of verwend wordt. Een bedorven orthodoxie zit hier van oude dagen in lucht en bodem. Een orthodoxie, die de letter vergoodt, maar de geest van het Evangelie uitblust. Met confessionele hardnekkigheid drijft men hier formulierdwang en doet verdrukking aan elke ware dienstknecht van onze Meester en Heer.” Het moet in 1882 voor zowel de 75-jarige Lambertus als zijn gemeente welhaast een verlossing zijn geweest toen hij nog een beroeping aannam uit het Groningse Feerwerd, waar hij de gemeente nog 15 jaar heeft gediend, tot aan zijn dood in 1898.
Nog in 1930 wordt er in het weekblad ‘Het Vaderland’ door orthodox gereformeerde predikanten gefulmineerd tegen de vrijzinnige opvattingen van deze dominee Lambertus van Giffen. Hij had het in 1858 bestaan om de jonge Grietje Landmeter in zijn gemeente op te nemen, zodat zij bij hem belijdenis van haar geloof kon doen. Dit nadat zij in Lemmer tijdens de catechisaties een verschil van mening over de geloofsleer had gekregen met haar predikant ds. Middelveld. Deze gaf haar geen toestemming om belijdenis te doen, want bij dit zeer eigenzinnig denkende meisje (zij werd later de moeder van Pieter Jelles Troelstra) liep volgens hem een onmiskenbaar vrijzinnige trek door haar geloofsleven en zij moest op zijn minst onder de leertucht worden geplaatst, of anders worden uitgestoten.
Het liefdevolle en binnensluitende gebaar van dominee Lambertus van Giffen, die Grietje zelfs in zijn huishouding opnam, werd door zijn orthodoxe critici zelfs afgedaan als een ‘kerkverwoestende’ handeling (!)

IX.18 Ds. Jan van Giffen (1851-1936) was een zoon van Lambertus van Giffen. Hij werd geboren in Wijckel en was aanvankelijk bestemd voor de dienst der Posterijen, maar na kennismaking met zijn toekomstige collega’s besloot hij om van dit voornemen af te zien. Hij bezocht het gymnasium in Sneek en studeerde in Groningen theologie. In 1878 werd hij als proponent beroepbaar en op 15 juni 1879 deed hij zijn intrede in de Groningse gemeente van Noordhorn.
Hij nam achtereenvolgens beroepingen aan van de gemeenten in Geesteren (1884), Blankenham (1886), Diever (1888), Heerenveen (1895), Bozum (1898), Zutphen (1901), Appingedam (1902), Zuidhorn (1904) en tenslotte in Goutum-Swichum (1908), waar hij na 47 jaar dienstjaren op 1 november 1926 eervol met emeritaat ging.
Jan van Giffen behoorde tot de evangelische richting binnen de Nederlands Hervormde kerk en hij trad ook na zijn emeritaat nog geregeld in de zondagsdiensten op voor de evangeliebediening.
Het echtpaar verhuisde op latere leeftijd naar Den Haag, waar Jan in 1936 overleed. Hij ligt samen met zijn echtgenote Hendrika Post begraven op Oud Eik en Duinen in Den Haag.



X.5 Ds. Reitze van Giffen (1859-1939) werd op 11 april 1859 geboren in de buurtschap ‘t Meer bij Heerenveen, als zoon van notaris David Flud van Giffen en Aaltje Hofman. Hij begon zijn studie theologie in Utrecht, maar ging al snel van de Hervormde kerk over naar de nieuwe Doleerende Kerk van Abraham Kuijper (de latere Gereformeerde Kerk), waar hij als vierde student werd ingeschreven op de faculteit Theologie aan de VU in Amsterdam. Hij begon in 1890 zijn loopbaan als predikant in de Friese Zuid-Westhoek, een streek die vanouds als tamelijk bevindelijk en orthodox bekend staat. Reitze werd als proponent beroepen in de buurt van Stavoren, in de kleine gecombineerde Gereformeerde kerk van Warns en Hemelum.
Daar huwde hij met Idskje Visser uit Hemelum, dochter van Arend Gosses Visse en Eelkje Dokkum. Daar werden ook de eerste kinderen geboren. Reitze vertrok er al in 1893 na een verschil van mening over de geloofsbeleving met de Gereformeerde kerkeraad en de gemeente. Hij werd in 1894 beroepen vanuit de nieuwe gecombineerde Gereformeerde kerk van Vledder en Nijensleek, de gemeente waar zijn moeder Aaltje Hofman oorspronkelijk vandaan kwam.




Net als op de meeste plaatsen in Nederland hadden de gereformeerde ‘kleine luyden’ van Vledder nog geen beschikking over een eigen kerk. Na zijn bevestiging op 4 november 1894 droeg Reitze met veel energie en eigen middelen bij aan de stichting van een eigen kerkgebouw, dat werd voltooid in november 1897.
Daarvan getuigt een van zijn talrijke advertenties in De Heraut:
Maar ook in Vledder ontstond op den duur verschil van mening tussen Reitze en de kerkenraad over geloofsbeleving en de geloofspraktijk, waarna hij (zonder zelfs maar afscheid te nemen) in 1899 een gecombineerde beroeping aannam van de gemeenten in Aalst-Pederoijen en Veen in de Betuwe. Ook al een gemeente van zeer orthodoxe snit, een gemeente die in 1921 zelfs zou toetreden tot de meest behoudende en bevindelijke richting in het protestantse stroomlandschap: de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Na de geboorte van vijfde kind Jan op 27 januari 1903 overleed zijn jonge vrouw Idskje van Giffen-Visser op 12 maart 1903 in Aalst aan kraamvrouwkoorts. Haar overlijden gooide Reitze’s leven overhoop en bracht hem in een zeer kwetsbare situatie.



Eelkje Visser-Dokkum, de schoonmoeder van Reitze, stond haar dochter Idskje wekenlang bij tijdens haar ziekbed. Voor de zorg over de jonge kinderen regelde zij vanuit Friesland een hulp, de 14-jarige Merkje van der Kluft uit Kollum, die ging helpen om het jonge gezin te redderen. In een briefwisseling met de schoonfamilie liet Reitze later blijken dat hij “zeer dankbaar en tevreden was met de nieuwe ‘meid’ Merkje, die in huis was gekomen.”
Hoogstwaarschijnlijk vond de kerkelijke gemeente dat een dergelijke huissituatie geen pas gaf voor een dominee, die weduwnaar was geworden. Wellicht ontstonden er bekrompen dorpspraatjes over ‘onvoorzichtig gedrag’, want al vier dagen na het overlijden van Idskje, op 1 april 1903, besloot de classis Tiel in een buitengewone vergadering dat ds. Reitze van Giffen de kerkelijke gemeente van Aalst niet langer kon stichten. Hoewel de classis van oordeel was dat de geuite beschuldigingen onvoldoende bewezen waren besloot zij toch om over te gaan tot losmaking, op wederzijds verlangen en met wederzijds goedvinden. De predikant bleef wel beroepbaar.


Wat is hier precies aan de hand geweest? Wellicht werd het in die loodzware leerstellige kerkelijke gemeente als onbetamelijk gezien dat de dominee het gezin na het overlijden van Idskje bestierde samen met de 14-jarige Merkje van der Kluft? Het kan zijn dat Reitze in zijn wanhoop voor en na het overlijden van Idskje dingen heeft gedaan of gezegd die in die nogal steile gemeenten van Aalst en Veen als vreemd werden gezien, als aanstootgevend en niet accorderend met het hoge aanzien van ‘mijnheer Dominee’. De precieze waarheid zullen we nooit te weten komen. Feit is wel dat de predikantsplaats in Aalst en Veen voor Reitze’s komst 55 jaar vacant was geweest en dat er na hem nooit meer een eigen predikant in de gemeente zou staan.
Reitze was intussen vermogend geworden door een grote erfenis na het overlijden van zijn vader in 1900. Hij verhuisde terug naar Friesland, naar Garijp (gemeente Tietsjerksteradeel) en huwde daar op 13 juli 1905 met Merkje van der Kluft. Hij stelde zich weer beroepbaar, getuige de volgende advertentie:

In Garijp werd Klaas in 1906 geboren; later verhuisde het gezin naar Wageningen, waar Reitze nog jarenlang heeft gepredikt onder de schippers. Daar werden de kinderen Hennie en Luus geboren. In 1912 volgde de verhuizing naar Haarlem, vanwege de rechtenstudie van oudste zoon David aan de VU. Het wonen in Amsterdam was voor rentenier Reitze met zijn behoefte aan rust duidelijk geen optie. De samenwerking met een bemoeizuchtige kerkenraad hield Reitze volledig voor gezien; hij kon het zich permitteren om vervroegd met emeritaat te gaan.
In Haarlem was Reitze wel nog een tijd lang ouderling. In 1916 werd nakomer Ate geboren en in 1920 verhuisde het gezin naar de Kleverlaan 85 in Bloemendaal. Op de zolder van dat huis was met een grote zinken plaat een soort ‘natte hoek’ geschapen en daar, zittend op een stoel, deed Reitze dagelijks zijn koude bewassing door pannetjes met koud water over zich heen te gieten. Zo probeerde hij wellicht zijn weerstand en verzwakte zenuwgestel weer te ‘stalen’. Verder wandelde hij veel door de omgeving en leefde hij als betrekkelijk jong emeritus predikant een redelijk comfortabel leven, voor zover dat met een gezin van negen kinderen uit twee huwelijken mogelijk was. Incidenteel vervulde hij preekbeurten in kleine kerken in de Haarlemmermeer, in de Beth-El kapel aan de Wüstelaan in Santpoort en ook wel in Bloemendaal en Haarlem.
Toen de kinderen uit het eerste huwelijk hun kinderlijk erfdeel opeisten en toen in de crisisjaren veel boeren de pacht niet meer konden opbrengen raakte Reitze door zijn geld heen en werd hij gedwongen om zijn ruime huis te verkopen en te verhuizen naar een woning aan de Korte Kleverlaan (huidig nummer 103). Daar overleed hij op 27 november 1938. Zijn grafschrift is Psalm 91 vers 1: “Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.”

Slot
Terugkijkend op de levensloop van de zeven Van Giffen predikanten zou de algemene conclusie kunnen worden getrokken dat ze allemaal over een hardnekkige eigenzinnigheid beschikten; ze hebben zich geen van allen gevoegd naar de wil van hun kerkelijke omgeving. Ze lieten zich nogal eens beroepen in kerkelijk orthodoxe gemeenten waar men nog vasthield aan de aloude leer van God’s voorbeschikking (de leer der predestinatie), die nog steeds wel beleden wordt in de ‘Bible-belt’ van Nederland. Daar kwam dan ook vaak nog een moedeloos makend ‘bevindelijk’ geloof bij: de overtuiging dat door Adam zijn zondeval in het paradijs de hele mensheid met erfzonde belast is geraakt. God kan de mensheid die zonden wel vergeven, maar niet álle mensen! De een kiest Hij uit, de ander verstoot Hij en wel alleen ‘naar het wijs en geheim welgevallen van Zijn wil’. Van de mens uit gezien is dit dus volstrekt willekeurig, hoezeer je ook je best doet om vroom te leven. Alleen de uitverkorenen ervaren immers een ‘bevinding’ als een door de Heilige Geest veroorzaakte ervaring van gemeenschap met God.
Het komt me voor dat de Van Giffen predikanten zich als vrije, onafhankelijke denkers vaak onvoldoende bewust zijn geweest hoezeer hun opvattingen afweken van hun vaak orthodoxe gehoor. Daardoor ontstonden makkelijk wrijvingen en conflicten met kerkenraden.
Speurtocht naar mijn voorouders Van der Kluft

Jaren geleden stelde ik mijn vader Ate van Giffen (1916) de vraag waar de familie van zijn moeder Merkje van der Kluft (1888) toch vandaan kwam. Hij wist me toen alleen te vertellen dat zijn moeder (‘Moeke’) de oudste was uit een gezin van vier meisjes: Merktjen, Doetje, Trijntje (Tiny) en Lucia (Lucy) van der Kluft. Allemaal dochters van Klaas van der Kluft (1864) uit Kollum (Fr.) en Luukje Stokroos (1863) uit Grootegast (Gr.). Omdat ik uiteindelijk ben vernoemd naar deze Klaas van der Kluft heb ik me toen voorgenomen om dat spoor van de voorouders nog eens grondig uit te pluizen. Daar kwam het natuurlijk nooit van, totdat ik onlangs werd gewezen op de websites http://www.allefriezen.nl/ en http://allegroningers.nl/.
Beginnend bij mijn grootmoeder Merkje van der Kluft en vervolgend met haar ouders Klaas van der Kluft en Luukje Stokroos kom ik via deze websites al vlot ook mijn eerdere voorouders op het spoor. En wat een interessant spoor is dat om te volgen! Allemaal dankzij de acten van geboorte, huwelijk of overlijden, die zijn opgetekend bij de burgerlijke stand van de Gemeente Kollumerland en Nieuw-Kruisland, die er in 1865 zo uitziet:
Zo blijkt uit deze acten dat Klaas van der Kluft (1864) een zoon is van Feike van der Kluft (1820) uit Kollum en Merktjen Geerts Heidema (1831) uit het naburige Buitenpost. Deze Feike wordt overigens na zijn geboorte op 12 januari 1820 aangegeven als Feijke Klazes van der Cluft.1
Zijn ouders zijn Klaas Popkes (1757) uit Grijpskerk (Gr.) en Trijntien Oebeles (1774) uit Tolbert (Gr.). Het is deze Klaas Popkes, die in 1811 bij de verplichte opgave van de familienamen voor de naam Van der Cluft heeft gekozen. Zo weten we dus nu dat de naam Van der Kluft sinds 1811 bestaat, terwijl in de tweede voetnoot bij dit stuk ook de betekenis van het woord Kluft of Cluft wordt uitgelegd.2
Maar mijn speurtocht gaat verder terug in de tijd, tot voor de Franse tijd, tot in de periode van de Reformatie en de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden. Een tijd waarin de meeste mensen bij de doop alleen een voornaam ontvangen en voor hun achternaam eenvoudig worden vernoemd naar hun vader. Een tijd waarin nog geen Burgerlijke Stand bestaat, maar waarin elke geboorte en elk huwelijk en overlijden wordt vastgelegd in de kerkelijke archieven. Ook die archieven zijn inmiddels via websites inzichtelijk gemaakt en zo kan ik gewoon thuis vanuit mijn luie stoel het spoor verder volgen, tot in de vroege 17e eeuw aan toe. Want tot zover terug gaan de acten in de archieven van al die kerkelijke gemeenten, die na de reformatie in de streek tussen Leeuwarden en Groningen ontstaan.
Klaas Popkes (1757) blijkt een zoon te zijn van Popke Metskes (ca. 1700) uit Grijpskerk en Jelle(r)ke Claassen uit Oldehove.
En Popke Metskes blijkt weer een zoon van Metske Jans (1657) en Fenneke Lubberts (1662), beiden uit Grijpskerk.
En Metske Jans blijkt een zoon van Jan Symons (1624) uit Lutjegast oftewel Grijpskerk en Grietje Abels (1628) uit Grijpskerk.
En met deze Jan Symons ben ik dan aanbeland bij de oudst bekende voorvader van grootmoeder Merkje, die ik tot dusver in de archieven heb kunnen achterhalen.
Voetnoten:
1. Die geboorte aangifte kwam overigens niet zo eenvoudig tot stand. Feijke zijn vader Klaas Popkes (1757) moet door de rechter in Leeuwarden worden gemaand om aangifte te doen van deze geboorte van zijn veertiende kind. Naar de reden waarom hij dat pas drie weken na de geboorte doet kunnen we nu alleen maar gissen, maar een reden voor Klaas zijn beduchtheid zou kunnen zijn dat hij de goden niet wilde verzoeken, omdat twee eerder geboren zoons met de naam Feijke al heel jong waren overleden.
2. Een Cluft blijkt in de provincie Groningen, maar ook in het Friese Kollum de aanduiding te zijn van een afgebakend gebied rondom een dorp. Genealogen die allerlei kohieren van Kollumerland raadplegen, komen tot de ontdekking dat het gebied is verdeeld in kluften. Nergens anders in Friesland komt deze structuur voor. In de nabijgelegen provincie Groningen is de indeling in kluften echter een normale zaak. De Kollumer kluften zijn dus een soort “exportproduct” uit Groningen, zoals Mr. A.J. Andreae betoogt in zijn boeken over de geschiedkundige en plaatsbeschrijving van Kollumerland en Nieuwkruisland.