Familiebulletin Nr. 19

Woord vooraf.

In dit bulletin zetten we allereerst het interview voort, dat Koos Schulte ooit heeft gehad met met de bekende illustrator Ruud van Giffen.

Dan wat bijzondere familiefoto’s, die opdoken in de nalatenschap van Joop de Jongh.

We vervolgen met een artikel over de ontwikkelingen in het onderzoek van het DNA, ook op het gebied van de genealogie (familiegeschiedenis).

Dit nummer starten we met een nieuwe rubriek over het familiezilver van de Van Giffen’s. Niet zozeer omdat de familie zo rijk is, maar meer omdat er in de antiekwereld zo veel Van Giffen-zilver is te vinden. De zilversmeden Lambertus, Lucas, Jan en Hendrik Willem van Giffen hebben immers vier generaties lang veel prachtig zilverwerk geproduceerd en regelmatig komen deze gezochte en gewaardeerde stukken beschikbaar op de antiekmarkt. Voor antiekliefhebbers binnen de familie Van Giffen is dit natuurlijk een extra reden om dit ‘familiezilver’ te verzamelen.

We besluiten zoals gewoonlijk met de kalender van bijzondere verjaardagen en huwelijksjubilea voor het komende halfjaar..

Veel leesplezier toegewenst!

Oktober 2008

De redactie


 

Ruud van Giffen ( 2 )

19_1
Rudy van Giffen bij zijn atelier in Limoux (Frankrijk). * 29 november 1927 – † 8 juli 2005

In het vorige nummer hebben we al een stukje afgedrukt van het interview, dat Ruud had met Koos Schulte in het blad Moesson. We gaan verder met de terugkeer van Ruud in Nederland in 1950.

In 1950 leerde Ruud Eppo Doeve kennen en hij gaf hem de tip om naar Marten Toonder te gaan. Ruud heeft daar een jaar gewerkt. Toonder was een sympathieke vent, waar Ruud veel ervaring heeft opgedaan over de techniek van het tekenen, camera-instellingen enz. Hij heeft daar o.a. aan experimentele strips gewerkt en ook feuilletons geïllustreerd voor het Tom Poes Weekblad. Toch zag Ruud het niet zitten om eindeloos strips te teken en daarom is hij voor het weekblad Panorama gaan tekenen. Hij heeft veel reportages getekend over scheepsrampen, vliegtuigongelukken etc. Daar bestond dan geen fotomateriaal van en dat tekende Ruud dan zo als het gebeurd zou kunnen zijn. Daardoor ging hij al snel door het leven als de ‘rampentekenaar‘. Vanaf dat moment is hij als freelancer voor zich zelf begonnen.

Op een dag stelde Ruud zich bij uitgeverij Het Spectrum voor als illustrator. “ Ik had natuurlijk een presentatiemap bij me met wat ik zoal gedaan had. Zo kwamen zij met een opdracht en van het één kwam het ander.“ Vanaf dat moment illustreerde Ruud diverse boeken van de Nederlandse vertaling van de Biggles-serie. Er waren meerdere illustratoren die omslagen voor die serie maakten, maar dat kan Ruud zich niet goed meer herinneren. “We hadden totaal geen overleg met elkaar over de serie. De art direktor besliste wie een omslag moest maken en wie het binnenwerk moest doen.”

Hoe tekende Ruud nu zo’n omslag ? Hij las het boek en dacht bij zichzelf: dat is een passend idee voor een omslag. Het idee van spanning, dreiging en het geheimzinnige in zijn illustraties had hij al opgedaan in zijn Toonder-tijd. Biggles was een machofiguur, een beschrijving van de hoofdpersonages, schetsen, aanwijzingen betreffende de verhalen enz., hield hij  bij in een ‘Biggles’ map, om bij een volgend boek niet in de problemen te raken.

Op een gegeven moment ging Ruud voor uitgeverij Stenvert, de Eekhoorn, werken, daar werden de delen voor de series van Willy van der Heide uitgegeven: Bob Evers en Otto Onge. Hij heeft daar ook de auteur ontmoet: Willy van der Heide was een bohémien, een flamboyante man, die vaak in financiële problemen verkeerde. Wanneer Ab Stenvert hem ontmoette in b.v. de plaatselijke kroeg, dan vormde van der Heide het stralende middelpunt.

Voor Stenvert heeft Ruud trouwens veel meer jongensboeken geïllustreerd, zoals historische jeugdboeken, indianenboeken en een voetbalboek.

Soortgelijk tekenwerk maakte hij ook voor uitg.Van Goor, zoals delen van de Hardys-serie van Dixon, waarvoor ook Johnny Hummel prachtige illustraties heeft gemaakt.

In het werk van Ruud is een ontwikkeltijd zichtbaar. Aanvankelijk werkte hij vrij precies als tekenaar, maar geleidelijk aan gaat hij steeds meer schetsmatiger illustraties maken. Ruud: ”Ik werkte bij uitgeverij Kluitman en op een gegeven moment heb ik gevraagd of ik af kon stappen van dat precieze werk. Ik wilde experimenteren en ik kreeg daar toestemming voor.

Zo maakte ik zuivere pentekeningen, ingewassen pentekeningen en ging ik meer met penseel werken. Maar ik maakte ook nog normale boekomslagen in full-colour-, zoals voor Geheim Verzet van B. Dubbelboer, waarschijnlijk mijn meest herdrukte jeugdboek.” Ruud houdt van veel aktie in zijn illustraties. Hij maakte veel omslagen voor uitgeverij Fontein ( “heerlijke aktieboeken“). Op een gegeven moment ging Ruud weer voor zichzelf werken, onder eigen naam veel reclame opdrachten, o.a. voor Philips ( jazz-platenhoezen), levensmiddelenfabrieken en banken.

Las Ruud nu elk boek voor hij het omslag tekende ?

Soms kreeg hij een manuscript of een uittreksel van een boek. De uitgever gaf dan zelf aan of het omslag spannend of enigszins gedempt uitgevoerd moest worden. Meestal was hij hier vrij in. Als Ruud voor meisjesboeken moest illusteren, las Jacky die meestal. Zij gaf dan door welke personages, haarkleur en gebeurtenissen voor het boek van belang waren, zodat hij hiermee rekening kon houden.

Ruud was van plan al zijn werk te bewaren, maar het was zo veel, hij is in de loop der tijd veel kwijtgeraakt.

Favoriete collega-tekenaars van Ruud waren o.a.Eppo Doeve, Charles Burki, Burne Hogarth, Alex Raymond, Pim van Boxtel, Hans Kresse en Panorama-illustrator Nico van Dam. De laatste jaren voor zijn overlijden stak Ruud veel tijd in de historische vereniging van Limoux. Hij was bezig met het maken van illustratiemateriaal voor een boek over de historie van Limoux: grote historische platen, die weergeven hoe het oude Limoux eruit zag. Dit heeft hij door zijn plotselinge overlijden niet af kunnen maken. Verder tekende hij zo nu en dan  portretjes en werkte bij de tekenclub in het stadje.

Ter ontspanning….

Hein van Giffen (Garderen)


 

De fotohoek

Eerst de oplossing van de foto uit het vorige bulletin: slechts een paar familieleden herkenden de foto met trouwkoets en wisten de beide bruidsparen te benoemen. Bij dit  ‘dubbelhuwelijk’ ging het om de oudste twee kinderen van ds. Reitze van Giffen, die om praktische redenen hadden besloten om op dezelfde dag in het huwelijk te treden. David Flud van Giffen (1893-1949) huwde die dag met Elly A.H.P. Frederstorf (1895-1978) en Eelkje van Giffen (1895-1973) trad die dag in het huwelijk met Johannes (John) de Jongh (1894-1971). Op de foto is het moment vereeuwigd dat het rijtuig met de beide bruidsparen is gearriveerd bij de villa ‘De Nagtegaal’ in Overveen, waar destijds het gemeentehuis van Bloemendaal was gevestigd.

Voor dit bulletin hebben we besloten om een paar foto’s weer te geven die afkomstig zijn uit het album van wijlen Joop de Jongh, de zoon van Eelkje de Jongh-van Giffen. Zoals bekend is ds. Reitze van Giffen twee keer gehuwd geweest. Zijn eerste vrouw Idskje Visser (1872-1903) was afkomstig uit Harlingen. Zij was de dochter van Arend Visser en Eelkje Dokkum. Zie de portretten op pagina 7 en het huwelijksportretvan Reitze en Idskje op pagina 8.  Zes weken na de geboorte van haar jongste kind Jan overleed Idskje op 30-jarige leeftijd. Reitze bleef achter als weduwnaar met een gezin met vijf jonge kinderen en daar was vanzelfsprekend hulp bij nodig. Die hulp in de huishouding kwam opdagen in de persoon van de jonge Merkje van der Kluft (1888-1953). Zij was geboren in Kollum als dochter van de aannemer/timmerman Klaas van der Kluft en Neeltje Stokroos. Er ontstond een liefdesrelatie en Reitze en Merkje huwden elkaar in 1905. Zie hun huwelijksportret op pagina 9. Opvallend is de identieke pose van Reitze op beide foto’s.

19_2
Eelkje Dokkum

 

19_3
Arend Visser

 

19_4
Idskje Visser
19_5
Huwelijksfoto Reitze van Giffen en Idskje Visser in 1892
19_6
Huwelijk Reitze van Giffen en Merkje van der Kluft in 1905

 

Over genetische genealogie

Een beetje wangslijm…

Onlangs hebben drie mannelijke leden van de familie Van Giffen een beetje wangslijm afgestaan om hun DNA te laten vaststellen. Voordat u zich nu afvraagt of deze familieleden misschien betrokken zijn geweest bij een zedenmisdrijf kan ik u geruststellen: het werd gedaan voor de wetenschap, in het kader van een landelijk onderzoeksprogramma, dat momenteel wordt uitgevoerd vanwege het 125-jarig jubileum van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde. Het onderzoek is een samenwerking van de Nederlandse Genealogische Vereniging, Ons Voorgeslacht en een aantal onafhankelijke academici. Voor het onderzoek worden uit 400 Nederlandse families de DNA-gegevens van steeds drie familievertegenwoordigers vastgesteld en opgeslagen in grote genealogische gegevensbestanden. Waarom steeds drie leden uit de familie worden gemeten? Omdat niet elke familie beschikt over een betrouwbare mannelijke afstammingslijn, waardoor het DNA van een familie nooit met zekerheid op basis van één meting kan worden vastgesteld. Maar ook bij een DNA-meting van twee familieleden kun je verschil aantreffen als gevolg van een ‘valse voorvader’. En dan weet men dus nog niets. Een valse voorvader is dan een heer uit een andere familie die ooit ‘onder het hek door gegraasd heeft’, om het in boertige termen uit te drukken.

Wetenschappelijke zekerheid ontstaat pas wanneer een meting onder drie familieleden (zover mogelijk verspreid in de takken van de stamboom) als uitslag oplevert dat (twee of) drie leden een gelijk DNA hebben.

Internationaal wordt van steeds meer mensen het DNA vastgesteld en door de analyses van al deze gegevens kunnen steeds nauwkeuriger onderzoeken worden uitgevoerd naar het genetisch verleden van de mens. Tijdens de DNA-innamedag op 25 april 2008 gaf prof. dr. Peter de Knijff een boeiende lezing over zijn onderzoek in deze materie.

Prof. dr. Peter de Knijff

19_7De Knijff is al sinds 1994 hoofd van het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek, dat deel uitmaakt van het Centrum voor Humane en Klinische Genetica van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Het Leidse laboratorium is naast dat van het Nederlands Forensisch Instituut in Rijswijk het enige laboratorium in Nederland dat forensisch DNA-onderzoek mag doen. De Knijff treedt dan ook geregeld op als deskundige in rechtszaken.  Sinds 2005 is De Knijff hoogleraar populatie- en evolutiegenetica aan de afdeling Humane Genetica van het LUMC. De populatie en evolutiegenetica bestudeert de ontwikkeling van de genetische spreiding en variatie van de wereldbevolking. Het specialisme van De Knijff en zijn lab is het Y-chromosoom, dat alleen in cellen van mannen voorkomt.

De theorie: over cellen, chromosomen en DNA

Ons menselijk lichaam is opgebouwd uit cellen, waarvan iedere cel weer bestaat uit eiwitten en chromosomen. Een chromosoom [Grieks: chroma = kleur, soma = lichaam] is een karakteristieke kleurbare staafvormige structuur in de celkern die uitsluitend zichtbaar is tijdens de celdeling. De menselijke cel bevat 23 paar chromosomen, te weten: 22 paar autosomen en één paar geslachtschromosomen. De autosomen worden traditioneel genummerd naar grootte, waarbij 1 het grootste chromosoom is, en 22 het kleinste. De twee geslachtschromosomen heten X en Y.

In de lichaamscellen van een vrouw bevinden zich altijd twee X-chromosomen en in de lichaamscellen van een man altijd een X- en een Y-chromosoom.

Op het Y-chromosoom zit maar weinig erfelijke informatie, maar het speelt wel een cruciale rol in de ontwikkeling van het menselijk embryo, omdat het Y-chromosoom aanzet tot de productie van mannelijke hormonen en zodoende tot de ontwikkeling van mannelijke geslachtskenmerken.

Het Y-chromosoom wordt rechtstreeks van vader op zoon doorgegeven, en verandert niet over de generaties. De kans op spontane mutaties is zó gering, dat het Y-chromosoom heel goed gebruikt kan worden om de verspreiding van de mens over de wereld terug te traceren, en zo een evolutionaire stamboom via de mannelijke lijn te reconstrueren.

Vaak wordt gezegd dat het chromosoom de drager is van de erfelijke eigenschappen (genen), maar strikt gezien is het DNA, waaruit een chromosoom is opgebouwd, de eigenlijke stof waarin de unieke erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. In 1869 had de Zwitserse biochemicus Johann Friedrich Miescher (1844-1895) al ontdekt dat levende cellen een complexe en fosforrijke verbinding bevatten die later de Engelse benaming DNA meekreeg (voluit: Desoxyribo Nucleïn Acid). Wat deze stof deed was toen echter nog niet bekend. Daar kwam verandering in toen de onderzoeker Oswald Avery en zijn medewerkers in 1944 een experiment uitvoerden waarbij ze DNA van de ene bacterie in de andere overbrachten. Zij ontdekten dat de ontvangende bacterie daarmee ook de erfelijke eigenschappen van de donorbacterie overnam. Dat was een belangrijke aanwijzing dat DNA dus op de één of andere manier betrokken was bij het opslaan en doorgeven van erfelijke eigenschappen.

Pas met de ontdekking van de chemische structuur in 1953 door het werk van Rosalind Franklin,  James D. Watson, Francis Crick en Maurice Wilkins werd duidelijk hoe het DNA deze erfelijke eigenschappen opslaat én ook weer door kan geven aan volgende generaties. Zij toonden aan dat DNA bestaat uit twee lange strengen die als een soort ‘wenteltrap’ in elkaar draaien, de zogenoemde ‘dubbele helix’.

Elke streng bestaat weer uit een groot aantal kleinere eenheden, de nucleotiden. In chemische termen is de definitie als volgt: elke nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, een suiker (desoxyribose) en een stikstofgroep (de base). In deze basen liggen de genetische codes opgeslagen en zij bestaan in vier verschillende varianten: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C) en Guanine (G).

De volgorde waarin de basen naast elkaar voorkomen vormt de uiteindelijke erfelijke boodschap.De hoeveelheid genetische codes in elke dubbele helix is onvoorstelbaar groot. Om daar enig beeld bij te krijgen trok prof. De Knijff de vergelijking van een meetlint van Groningen tot aan Gibraltar en weer terug, waarbij op elke millimeter lint een code staat aangegeven, dus een A, C, G of T. De beide strengen zijn aan de basen als een soort ritssluiting met elkaar verbonden, waarbij een A altijd gekoppeld is aan een tegenoverliggende T en een C altijd aan een G. Wanneer het DNA verdubbelt, laat de ‘rits’ lokaal even ‘los’ en hecht zich op die plek een eiwit aan elke DNA-streng. Vervolgens ‘ritst’ dit eiwit de DNA-streng verder af en koppelt daarbij aan elke base z’n complementaire base, waardoor er twee dubbelstrengs DNA-moleculen ontstaan die ieder één originele en één nieuwe streng bevatten.

Watson, Crick en Wilkins kregen in 1962 een Nobelprijs voor hun ontdekking. De pionierster Rosalind Franklin was vier jaar daarvoor al op 37-jarige leeftijd overleden. Men besefte weliswaar dat er baanbrekend onderzoek was verricht, maar niemand kon toen nog vermoeden welke vérstrekkende gevolgen deze ontdekking voor de moderne wetenschap zou gaan hebben.

De gevolgen van de ontdekking van DNA

Mede dankzij het werk van de genoemde wetenschappers zijn

we nu meer te weten gekomen over ons eigen genetisch verleden. Daarnaast beschikken we door DNA sporenonderzoek over meer en beter bewijsmateriaal van misdrijven. Ook kunnen we misschien ooit nog eens uitgestorven dieren en planten weer tot leven wekken of bestaande organismen van ‘nieuwe’ eigenschappen voorzien, die van nut kunnen zijn voor ons of voor henzelf. Tenslotte kunnen we geheel nieuwe geneeswijzen ontwikkelen voor ziektes waar we nu nog machteloos tegenover staan. Onze interesse vanuit de genealogie gaat natuurlijk vooral uit naar bewijsmateriaal over ons genetisch verleden.

De rassenleer weer terug?

Na de uitwassen van de nazi rassenwetten, de Holocaust en de Apartheid was het lange tijd niet politiek correct om zelfs maar te praten over verschillen tussen mensenrassen. Vanuit een soort schaamte en schuldgevoel werd algemeen de theorie aangehangen dat er feitelijk geen verschillen tussen de rassen bestonden. Mensen waren dan wel niet gelijk, maar wel altijd gelijkwaardig. Dat laatste is zondermeer waar, maar DNA-onderzoek onder de wereldbevolking heeft aangetoond dat er toch wel degelijk een (zeer gering) genetisch onderscheid kan worden gemaakt in drie groepen: het bruine, blanke en gele ras. Voordat allerlei ‘verwilderde’ types met dit idee aan de haal gaan om de oude rassenleer weer van stal te halen, moet eerst een belangrijke nuancering worden gemaakt. De DNA-diversiteit tussen deze rassen is namelijk heel gering, maar zo´n 5 %, terwijl de diversiteit binnen elk ras vele malen groter is. Om het in gewone taal te zeggen is de kans op een sterkere afwijking van mijn DNA met het DNA van mijn blanke Nederlandse buurman vele malen groter dan met het DNA van een willekeurige Chinees.

DNA en onze familiestamboom

Hans van Giffen veronderstelt in het Familieboek een connectie tussen de familie Van Giffen en de Duitse familie Gevenig(h), Giffenius of Giphanius, terwijl er bij eerder genealogisch onderzoek al een verband werd vermoed met de Brabantse familie Van Geffen. Bewijzen daarvoor zijn nog niet in de archieven aangetroffen, maar met een vergelijking van het DNA van mannelijke nazaten uit deze families kan een mogelijk verband alsnog wetenschappelijk worden aangetoond. Zelfs is het soms mogelijk om op basis van grafresten van lang overleden personen DNA-onderzoek te doen naar een familierelatie met nog levende personen. Het is de moeite waard om langs deze weg het onomstotelijke bewijs geleverd te krijgen van de nog ontbrekende link tussen de Groninger en de Duitse van Giffen’s. We houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.

Tenslotte:

Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde viert dit jaar het 125-jarig bestaan. Ter gelegenheid van dit feestelijk jubileum organiseerde het Genootschap op zaterdag 4 oktober 2008 in de Oude Lutherse Kerk aan de Singel (Aula van de Universiteit van Amsterdam) een bijzonder symposium onder de titel “De Nederlandsche Leeuw. Van verleden naar toekomst”. Als onderdeel van deze dag zijn de tussenresultaten gepresenteerd van het bovengenoemde genealogisch DNA-project. Een verslag hierover volgt in een volgend bulletin. Het bestuur van het KNGGW nodigt zowel leden als andere geïnteresseerden uit om kennis te nemen van de resultaten van deze symposiumdag. Informatie is te vinden op de website www.knggw.nl.

Klaas van Giffen (Overveen)


 

Het Van Giffen familiezilver

19_9Onlangs wist een familielid de hand te leggen op een antiek stuk zilverwerk, dat omstreeks 1800 werd vervaardigd door de Groninger zilversmid Hendrik Willem van Giffen (1776-1854). Dat blijkt uit het meesterteken aan de achterzijde, de letters VG in een vierkante omlijsting. Het betreft hier een tasbeugel met een breedte van  19 cm en een hoogte van 12 cm. Dit soort beugels met slot en haak werden vroeger op bestelling gemaakt voor het vervaardigen van een buideltas. Een dergelijke buideltas vormde een onmisbaar onderdeel van de typisch Groningse streekklederdracht, die zich vanaf 1770 begon te ontwikkelen. De buidel werd veelal gemaakt van zwart fluweel, soms versierd met geborduurde motieven, later ook met kralen.

Volgens het standaardwerk Nederlands Klein Zilver 1650-1880 van B.W.G. Wttewaal betreft het een beugel van plaatzilver met daarin gedreven een viertal taferelen met randversieringen van C-vormige voluten. Beugels in deze rococovorm waren geleidelijk ontstaan vanuit de halfronde beugelvorm en werden alleen in Groningen vervaardigd. Amsterdamse beugels waren veelal van zwaarder gegoten zilver, dat konden de Amsterdamse vrouwen zich destijds wel veroorloven. Beugel en haak werden meestal door verschillende zilversmeden gemaakt. Ook van de afgebeelde Van Giffen-beugel is de haak afkomstig van een andere zilversmid, de Groninger Hiëronymus Olfers 1753-1793).

Het gaat me hier echter om de afbeeldingen. Wie heeft er binnen onze familiekring enige kennis van zaken op dit punt en kan een verklaring of verwijzing geven van de uitgebeelde taferelen? Van links naar rechts zijn te zien een zittend persoon met een vis(?) en engel, een man met hond of leeuw, een man met een rund en tenslotte een persoon met een griffioen of fantasievogel. Op alle taferelen houdt de persoon een groot boek in de hand, waardoor al vlug de neiging ontstaat om te zoeken naar een Bijbelse betekenis.

Wie wijst hier de weg? Reacties graag naar de redactie of bestuursleden (zie de gegevens op de binnenzijde van de omslag).

Klaas van Giffen (Overveen)


Jubilarissenkalender fam. Van Giffen

(Periode van 1 januari 2009 tot 1 juli 2009)

Verjaardagen

Wij wensen de onderstaande familieleden van harte geluk met hun (kroon)verjaardagen:

93 jaar hoopt te worden:

  • 2 juni Bert Giberson, Chateau at ValleyCenter apt. 229, 4450 Davis Ave. S, RentonWA98055, USA.

92 jaar hopen te worden:

  • 30 januari Paul E. Erickson, 2912 NE 178 th Street, SeattleWA98155, USA.
  • 4 februari Antonia van Giffen-van Riessen, Prof. van Vlotenweg 7, 2061 EB Bloemendaal.

90 jaar hoopt te worden:

  • 1 januari Cootje Bok-v. Giffen, Haydnlaan 15, 3741 HC Baarn.

85 jaar hoopt te worden:

  • Wim Croiset v. Uchelen, Else Mauhslaan 53, 2597 HB Den Haag

75 jaar hopen te worden:

  • 10 januari Felix Wartenweiler, Rorschach-strasse 9 CH 8200 Schaffhausen, Schweiz
  • 23 mei Janneke Wartenweiler-Wegener Sleeswijk, Rorschach-strasse 9 CH 8200 Schaffhausen, Schweiz

60 jaar hopen te worden:

  • 7 januari Idskje Bijster-v. Giffen, Tjeukemeerstraat 39, 8531 RK Lemmer
  • 13 mei Marie Louise Bok, Rochussenstr 14, 2613 BX Delft

55 jaar hoopt te worden:

  • 17 mei Tjerk Sijtsema, Palmbosweg 18 j04, 3853 LB Ermelo

21 jaar hopen te worden:

  • 12 maart Philip Veldhuyzen van Zanten, Kerkeind 3, 4241 KB Arkel
  • 23 april Enske v. Giffen, Kieft 8, 1834ED Sint Pancras
Huwelijksfeest

Hun 63-jarig huwelijksfeest hopen te vieren:

  • Huug en Ankie van Hamel-van Giffen (16 februari 1946)

Hun 58-jarig huwelijksfeest hopen te vieren:

  • Pier en Ingrid de Jong-van Giffen (13 juni 1951)

Hun 25-jarig huwelijksfeest hopen te vieren:

  • Hans en Mies de Kan-van Welsenes (17 april 1984)