Familiebulletin Nr. 36

Van de redactie

Beste en lieve familieleden,

Voor u ligt het 36e Bulletin van de Stichting familie Van Giffen.

In de rubriek Wel en Wee gedenken we drie familieleden, die in de afgelopen periode zijn overleden. We wensen alle nabestaanden veel sterkte en bewaring toe om het verlies van hun geliefde familielid te verwerken.

We vervolgen het bulletin met de gebruikelijke rubriek van de Puzzelfoto’s en een artikel over de Amerikaan Joe Giberson, de oudste zoon van Dorothy Giberson-van Giffen. Als afsluiting van dit nummer vermelden we een paar wetenswaardigheden over de Groninger zilversmeden Van Giffen.

Veel leesgenoegen!

Klaas van Giffen


Wel en Wee

 (foto Linus Harms)

In Memoriam Rienk Wegener Sleeswijk

Op 30 oktober 2019 overleed op 78-jarige leeftijd Rienk Wegener-Sleeswijk, zoon van Cornelia van Giffen en Frederik Wilhelm Wegener-Sleeswijk.. Hij was oud-rechter en vice-president van de rechtbank Leeuwarden en sinds 1994 vervulde hij in Friesland de eervolle rol van kamerheer voor het Koninklijk Huis. Rienk grossierde in bestuursfuncties in zijn geliefde Fryslân; zo was hij voorzitter van het Fries Scheepvaartmuseum en vanaf de oprichting in 2009 secretaris van de Werkgroep Maritieme Geschiedenis. Ik mocht hem leren kennen als een beminnelijke netwerker en een breed georiënteerde doener, die niet alleen zijn doelen wist te stellen, maar ze ook wist te bereiken. Zo heeft hij destijds aan zijn oom Hans van Giffen onmisbare diensten bewezen bij het verwezenlijken van het Van Giffen familieboek. Moge hij rusten in vrede.

In Memoriam Vincent van Giffen

Op 20 december 2020 overleed Vincent Hendrik van Giffen, zoon van Gerrit van Giffen en Michelle Mesker, als gevolg van een tragisch bootongeluk op het Spaanse Water op Curaçao. Hij overleed ter plekke op de plaats waar hij het liefst verbleef: het water.

Vader Gerrit van Giffen schreef me: “het verdriet in het gezin valt niet onder woorden te brengen. Bij het afscheid bleek hoe geliefd Vincent was bij veel mensen, zowel op Curaçao als in Nederland. Al die vrienden brachten ons veel mooie herinneringen aan hem en die warmte steunt ons enorm en maakt ons ook trots op Vincent, dat hij zo veel mensen zo veel wist te geven. Ter nagedachtenis aan Vincent werden door zijn vrienden op Curaçao en in Scheveningen zogenoemde ‘paddle outs’ georganiseerd, met prachtige bloemkransen. Ondanks corona koos men er voor om Vincent zo op een geheel eigen, jeugdige, energieke en vooral warme wijze te herdenken.”

Vincent lijkt het leven ten volle te hebben geleefd, helemaal in overeenstemming met zijn levensmotto, dat de reis belangrijker is dan de bestemming. 

In Memoriam Elly Nieuwmeijer

Op 22 januari 2021 overleed Elly Nieuwmeijer onverwachts in haar woonplaats Wanganui in Nieuw Zeeland. Ze mocht 84 jaar oud worden en overleed plotseling tijdens een fietstocht in haar omgeving. Op de foto uit 2016 staat Elly vereeuwigd bij het huis aan de Platanenlaan 69 in Bloemendaal, waar haar levensreis begint op 20 maart 1936. Ze wordt geboren in het gezin van Aal van Giffen en Cor Nieuwmeijer en na haar zus Idskje (Itty, 1930) en haar broer Cor (1932) is ze de jongste van het gezin, dat destijds woonde aan de Platanenlaan en later aan de Johan Verhulstweg in Bloemendaal. Vader Cor Nieuwmeijer komt uit een geslacht van zeevaarders en hij wordt stuurman op de Grote Vaart. In 1939 verhuist het jonge gezin naar Collioure in Zuid-Frankrijk, waar vader Cor kapitein wordt op het privé-jacht ‘Cetonia’ van de heer Violet, een man die zijn vermogen dankt aan een toentertijd populair drankje, een apéritief met de naam ‘Byrrh’.

Het jacht ‘Cetonia’.
Elly in Nieuw Zeeland

Elly bewaart later heel vroege en prettige herinneringen aan het huis in Collioure en aan de wandeltochten door de prachtige omgeving aan de kust. Het uitbreken van de oorlog in 1940 maakt nog geen einde aan dat droombestaan, want Vichy-Frankrijk werd toen nog niet door de Duitsers bezet. Maar de droom eindigt abrupt in 1942, wanneer vader Cor door een noodlottige ziekte overlijdt en moeder Aal met haar drie jonge kinderen gedwongen wordt om haar toevlucht te zoeken bij de familie in bezet Nederland. Het wordt een zwerftocht langs diverse logeeradressen in Den Haag, Bloemendaal en Overveen, totdat zij weer een woning vinden aan de Platanenlaan.

Wanneer in 1953 haar moeder Aaltje van Giffen overlijdt, moet de 17-jarige Elly onder voogdij worden geplaatst. Haar oom Ate van Giffen neemt het voogdijschap op zich en Elly trekt korte perioden in bij het gezin aan de Van Vlotenweg, afgewisseld met perioden dat ze als ‘au pair’ in het buitenland vertoeft. Uit die tijd bewaar ik zelf mijn eerste en warme kinderherinneringen aan Elly. In 1958 besluit ze om haar zus Itty na te reizen door te emigreren naar Nieuw Zeeland, waar zij in 1961 huwt met Richard John (Dick) Tuhoe te Ua. Ze krijgen vier kinderen: Richard (1961), Ahu (1962), Ron (1964) en Theresa (1966). 

Na jaren komt er een einde aan haar relatie met Dick en na zijn overlijden ontmoet ze John Mete Kingi, houtsnijder van beroep, met wie zij een gelukkige herfstbloei beleeft. Na Johns’ overlijden woont Elly haar laatste levensjaren in een soort aanleunwoning aan huis bij dochter Theresa en schoonzoon Graham Allpress.

Elly ruste in vrede.



Oude puzzel

Beitj van Giffen (1885-1940)

Lieke Winkler Prins regeerde als enige op de puzzelfoto, die afkomstig is uit de nalatenschap van Carla Croiset van Ugchelen. Zij meende dat het haar grootvader Antony Winkler Prins kon zijn geweest. Hij was in 1920 namelijk huisarts, droeg een hoed en was ook steevast gekleed in driedelig kostuum, compleet mét het statussymbool van die jaren: het vestzakhorloge met de gouden horlogeketting.

De gemaskerde man op de foto is echter een zwager van Antony, namelijk Beitj van Giffen. Na zijn rechtenstudie begint Beitj (spreek uit: Beik) aan een loopbaan als jurist bij de Indische rechterlijke dienst. In 1919 kreeg hij in Amerika, tijdens een doorreis vanwege zijn tropenverlof, te maken met de maatregelen tegen de Spaanse griepepidemie, die destijds wereldwijd tientallen miljoenen mensenlevens heeft geëist. Hij ervaart de maatregelen als dermate bijzonder, dat hij besluit om zich met deze uitmonstering te laten vereeuwigen.

In het komende bulletin 37 zal meer aandacht worden besteed aan deze zeer getalenteerde loot aan onze stamboom.

Nieuwe puzzel

Wie kan deze drie welgeklede hummels nog thuisbrengen?


The Giberson’s are coming over

Drie leden van de Amerikaanse tak van onze familie hebben het voornemen om in het voorjaar van 2022 een bezoek aan Nederland te brengen. Ter introductie even in het kort: in 1911 emigreerde de 25-jarige Hendrik Heggers van Giffen naar Amerika en vestigden zich in Minnesota. Een jaar later huwde hij zijn 21-jarige vrouw Jacoba Senf en het echtpaar kreeg daar acht kinderen, waarvan Dorothy van Giffen in 1925 de jongste was.

Dorothy huwde in 1949 in Tacoma (Washington) met Bert Giberson en zij kregen vijf kinderen:

– Joseph (Joe) Giberson, weduwnaar van Beverly Walker, nu gehuwd met Rosemary Irvin;

– Henry David (David) Giberson, gehuwd met Mary Mittge, vier kinderen;

– Susan Marie (Susan) Giberson, gehuwd met Thomas (Tom) Baldwin, twee kinderen;

– Thomas Ebert (Tom) Giberson, gehuwd met Eva Jean, vijf kinderen;

– Mary Elisabeth Giberson (1961), gehuwd met Kevin Mark Coon, drie kinderen.

Rosemary Irvin en Joe Giberson
Mary Mittge en David Giberson
Susan Gibersonen Tom Baldwin

De oudste drie kinderen Joe, David en Susan willen in 2022 met hun partners een trip maken door Nederland en België. Ze vliegen dan naar Schiphol en huren een busje om naar Noord Brabant, Friesland en Groningen te rijden, waar na ze met een binnenvaart cruiseschip een vaartocht willen maken van Amsterdam naar Antwerpen

Wie deze mensen wil ontvangen of gidsen tijdens een deel van hun reis kan contact opnemen met Joe Giberson, 178334 SE 196th Drive, Renton, WA 98058 USA, tel.: (00.1.) 425.271.6478 of via e-mail: joegiberson@comcast.net.

Joe is als oudste zoon sterk geïnteresseerd in de familiegeschiedenis, ook die van zijn grootouders Van Giffen en Senf. Zijn grootmoeder Jacoba Marie Senf (1891-1964) was de zus van de bekende keramiek-kunstenaar Léon Senf. Om zijn beide grootouders van moederszijde te eren heeft Joe bij de Delftse firma Heinen een Delfs blauw wandbord besteld, met daarop afgebeeld het voormalige kasteel van Geffen in Nuland. De familie Van Geffen is in naam in de mannelijke lijn uitgestorven, maar onze tak van de Groninger Van Giffen’s is vermoedelijk uit deze familie afkomstig.

Toen het bord op 15 februari 2021 uit de oven kwam heeft de firma Heinen de bovenstaande foto gemaakt ter goedkeuring, voordat het naar de VS werd verzonden.

Joe meldt dat het bord door geïnteresseerden met korting nabesteld kan worden. Een bord met een doorsnede van 29 cm kost € 390,= en een bord van 37 cm doorsnede komt op € 630,=.  

Bestellen kan direct bij www.heinendelftsblauw.com met vermelding van de afbeelding van “Castle Geffen, zoals geleverd aan de familie Giberson”.

Als er binnen de familie een brede belangstelling voor een dergelijk wandbord mocht bestaan, dan wil Joe dat als een serie-opdracht bestellen bij Heinen Delfts Blauw in Delft.

Opgaves via klaasvangiffen@online.nl


De zilversmeden Van Giffen

In dit uittreksel van onze stamboom zijn de Van Giffen zilversmeden en hun onderlinge familierelaties in beeld gebracht. Door deze weergave is duidelijk te zien dat alleen de eerste zilversmid VI.1 Lambertus I van Giffen in ons voorgeslacht zit en dat de afstammelingen van alle andere zilversmeden in mannelijke lijn zijn uitgestorven in de Groninger tak van de familie.

Rechts onderaan staan weergegeven de apotheker Jan van Giffen uit Steenwijk en ds Lambertus van Giffen uit Wyckel, de twee broers waar alle nu levende Van Giffen’s van afstammen.

Via onze familiewebsite vangiffen.org krijgen we regelmatig uit de meest onverwachte hoek vragen en verzoekjes binnen.

Peter de Reijke

Zoals van docent en zilverexpert Peter de Reijke, die ons onlangs om informatie vroeg over de gouddraadwerker Albertus van (der) Veen, de echtgenoot van Margaretha van Giffen (1707-1734), de oudste dochter van ‘onze’ eerste zilversmid Lambertus I van Giffen (1679-1738) en Anna Elfrinck (1683-1748). Peter kreeg namelijk kort geleden een zilveren ‘trouwdoosje’ in bezit, dat ooit in Groningen is gemaakt door deze meester filigraanwerker. Het is een uiterst fragiel uitgevoerd object van slechts vier centimeter doorsnede, met een gesloten plaat als bodem. Het diende dan ook een uiterst delicaat doel, want met zo’n doosje deed een Groninger boerenzoon zo rond 1700 zijn geliefde een huwelijksaanzoek. Soms vulde hij het doosje nog met een penning met hoofse tekst of met een sierobject. Dergelijke doosjes kwamen alleen in Groningen voor en we kennen ze in twee soorten. De zeer kunstige en complexe vormen zijn gemaakt door Helprich Ritzema, meester zilversmid in Groningen van 1688 tot 1736. De eenvoudiger exemplaren zijn van Albert van Veen, die dus een schoonzoon werd van Lambertus I van Giffen. Hij was van 1733 tot zijn vroege dood in 1745 de enige zilversmid in Groningen die filigrainwerk maakte. Hij moet dus wel de maker van dit doosje zijn, al zien we noch zijn meesterteken noch het Groninger keur. Aanwezigheid van merken op de trouwdoosjes werd te zakelijk gevonden, gegeven de zeer intieme en romantische functie van de doosjes. 

Helaas kunnen wij Peter uit onze gegevens niet meer vertellen dan dat Albert afkomstig was uit Amsterdam en dat hij in 1733 het ‘Cleijne Borgerrecht’ van de stad Groningen verkreeg, waarna hij als Meester in het Gilde van zilver- en goudsmeden werd opgenomen.

Hij verkreeg dat Burgerrecht van de stad door zijn huwelijk met Margaretha, Het huwelijk van Albertus en Margaretha duurde maar heel kort, want zij overleed al na zeven weken. Albert overleefde haar nog elf jaar en overleed in Groningen in 1745.

Verder meldt Peter de Reijke dat hij al vele jaren in het bezit is van een lepel uit 1719/1720, gemaakt door Lambertus I van Giffen:

Onze Van Giffen website vermeldt over Lambertus I dat hij aan de wieg stond van de goud- en zilversmedendynastie Van Giffen: 

“Niettegenstaande de academische achtergrond van zijn vader en van zijn beide ‘voormonders’ liggen de kwaliteiten van de jonge Lambertus kennelijk meer op praktisch uitvoerend terrein en daarom wordt voor hem een plaats gezocht in het prestigieuze Gilde der Goud- en Zilversmeden.”

Peter heeft daar een andere mening over: “Met deze tekst wordt eigenlijk gesuggereerd dat er een contrast zou bestaan tussen de intellectuele inslag van zijn voorouders en voogden en de meer praktische vaardigheden bij Lambertus I. Ik twijfel eraan of dit helemaal juist is; ik denk dat zo’n contrast er destijds niet was. Tegenwoordig zou het zeker juist zijn: als iemand kiest voor de opleiding tot zilversmid (in Schoonhoven), betekent dat inderdaad een focus op praktisch uitvoerend werk, laten we zeggen: op VMBO-niveau, en het beroepsperspectief is daar dan ook naar; gediplomeerden van de opleiding worden zelden zelfstandige creatieve goud- of zilversmeden met bijv. een eigen winkel, maar veel vaker werknemers bij een juwelier of een keten van juwelierszaken, waar ze dan vrij eentonig werk voor doen (reparaties vooral).

In de gildetijd was dat heel anders! Zilversmeden stonden in hoog aanzien en hun gilden hadden veel invloed. De meesters hadden hun klanten vooral onder de elite, want alleen vermogende mensen konden zich zilverwerk veroorloven. Zilversmeden konden allemaal lezen en schrijven, waardoor ze zich al onderscheidden van meer dan 95% van de bevolking. Vaak traden zilversmeden ook toe tot de bestuurlijke klasse, en werden dan hopman, vroedsman, schepen of burgemeester. Ook zien we dat veel zilversmeden materieel in goeden  doen waren, blijkens beleggingen die ze deden in onroerend goed. 

Het kan dus heel goed zijn dat de breuk tussen zijn ‘intellectuele’ voorouders & voormonders en de ‘praktisch ingestelde’ Lambertus I in feite nogal meeviel: ook zilversmeden hadden in zijn tijd een aanzienlijke status en ze golden als literati, letterlijk geletterden: ze konden lezen en schrijven. 

Dan blijft nog de vraag waarom Lambertus I koos voor een werkterrein in de zilversmeedkunst. Daarbij heeft een rol gespeeld dat Lambertus een weeskind was, dat hij van moederszijde genetisch is beïnvloed en meer en meer ben ik ook geneigd om dit te verklaren vanuit een kerkelijke achtergrond, speciaal in het Groningse.

1. Lambertus I van Giffen werd al heel jong wees en dat is waarschijnlijk bepalend geweest voor zijn beroepskeuze. Hij verbleef met zijn oudere zus Anna niet in een weeshuis, want de kinderen werden opgevoed door twee ‘voormonders’ oftewel voogden, ds. Hendrik van Bijler en dr. Johan Sijssen, beiden neven van moeder Margaretha Broijls. Voor de pleegouders zal het financieel van belang zijn geweest om de weeskinderen zo rond hun twaalfde jaar in een ‘diensthuis’ onder te brengen. Nu had de familie Broijls dankzij meester zilversmid Coop Broijls banden met het Gilde van zilver- en goudsmeden en zo kan het gekomen zijn dat de 12-jarige Lambertus I als jong gezel in de leer ging bij een meester-zilversmid. Hij ging dan bij die meester in huis wonen en werd dus lid van het gezin. Dat wijst op verhoudingen die wij ons nu moeilijk meer kunnen voorstellen: de leermeester leidde de leerling niet alleen op in het ambacht, maar hij vervulde ook de meer private rol van opvoeder en plaatsvervangende vader. In het leercontract stonden ook de verantwoordelijkheden beschreven die de meester had voor de socialisatie en het algemeen welzijn van de leerling. Dit soort hechte relaties bestonden vaker in het Gilde van de zilversmeden dan in die van andere ambachten, omdat de leertijd van een zilversmid langer was. 

2. Daarnaast zullen het hoge aanzien en het intellectuele niveau van de zilversmeden en de invloed van de kerk kunnen van invloed zijn geweest op de zilversmidcarrière van Lambertus I van Giffen. Historisch gezien bestaat er een opvallende verwevenheid tussen families van zilversmeden en predikanten. De kerk behoorde bovendien tot de grootste afnemers van de zilversmeden, gevolgd door de rijke herenboeren en de jonkers. 

3. Tenslotte kan er bij Lambertus sprake zijn geweest van een rinkelend ‘zilver-gen’, een natuurlijke affiniteit met het zilverambacht, die hij via zijn moeder heeft geërfd van de familie Broijls.

Lambertus I heeft dat zilver-gen in elk geval doorgegeven aan zijn zoons Lucas en Lambertus II, die succesvol in het ambacht zijn doorgegaan, maar óók aan twee van zijn dochters. Margaretha huwde immers met gouddraadwerker Albertus van (der) Veen en dochter Anna trouwde met zilversmid Daniël Lambertus Busz. Zo bestaan er wel meer voorbeelden van zilversmeden, die trouwden met de dochter van een zilversmid. In de meeste gevallen was zo’n zilversmid als leerling in het huis van zijn meester opgenomen, en daar trof hij dan een aantrekkelijke dochter aan.

Met Albert van Veen zal het zo niet zijn gegaan, want die was in Amsterdam al meester geworden en hij trad al snel na zijn komst naar Groningen in bij het zilversmedengilde aldaar.

Ter afsluiting: Peters zilververzameling bevat ook een vork en drie lepels van de hand van zilversmid Hendrik Willem (‘Hennie’) van Giffen. Met name de vork is nogal bijzonder, want Hennie heeft daarop het meestermerk maar liefst vier keer afgeslagen: 

Werk van Hendrik Willem van Giffen uit 1810-1813

Peter schrijft het volgende over deze vier stukken: “Ze dateren allemaal uit de jaren 1810-1813. De lepeltjes, vermoedelijk koffielepels, zijn gevormd in de toen min of meer voorgeschreven empirestijl, de stijl van Napoleon en zijn broertje Lodewijk Napoleon. De eerste twee dragen de stempels van het Koninkrijk Holland onder het koningschap van laatstgenoemde, 1806-1810: het gehaltemerk (tweede gehalte) 10, het gemoderniseerde stadswapen van Groningen, de jaarletter kleine d = 1811 – 1 maart 1812, en het meesterteken VG. Het derde lepeltje moet later zijn gemaakt, want we zien het meesterteken VG nu in een ruit – zoals voorgeschreven in het Franse keizerrijk. Er is geen aanduiding van het jaartal, maar de lepel moet uit 1812/1813 zijn, dus nadat de nieuwe heerser zijn Franse wetgeving volledig in het ingelijfde Nederland had doorgevoerd. We zien ook nog een pijlenbundeltje ten teken van het tweede gehalte. 

Het vorkje moet van omstreeks 1813 dateren, als het Franse juk is afgeworpen. Het betreft een gebaks- of zuurvorkje, dat niet is gekeurd, maar Hendrik Willem heeft het belangrijk gevonden om heel nadrukkelijk te wijzen op het eerste gehalte van het gebruikte zilver. In zo’n geval had een dubbele afslag van het meesterteken kunnen volstaan, maar kennelijk had hij een uitbundige bui en besloot hij tot een maar liefst viervoudige afslag. 

Het interessante van deze vier stukken is dat ze drie tijdvakken in onze vaderlandse geschiedenis markeren: eerst het Koninkrijk Holland, dan Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk, en tenslotte Holland na het eind van de Franse overheersing.