Familiebulletin Nr. 34

Van de redactie

We sluiten het jaar 2019 af met een kort bulletin, alweer het 34e. Na de behandeling van de puzzlefoto’s met een korte levensbeschrijving van Truus van Giffen vervolgen we in dit bulletin het levensverhaal van mr. David Flud van Giffen, zoals hij dat zelf na zijn pensionering op schrift heeft gezet.

160227 bestuur 4 (4a)
Het bestuur met v.l.n.r. Thomas, David, Klaas en Haye van Giffen.

Wel en Wee Rectificatie

Met excuses voor de onnauwkeurigheid moet ik melden dat in het overlijdensbericht van David Flud van Giffen in bulletin 33 zowel de datum als de leeftijd niet correct waren vermeld. David overleed op 91-jarige leeftijd, op 8 december 2018.

Oude puzzel

De vorige puzzelfoto van een familielid in de Friese dracht betrof Truus van Giffen (1890 – 1960). Zij werd geboren in Diever als het vijfde kind in het gezin van ds. Jan van Giffen en Hendrika Post. In 1914 en 1915 woonde ze korte tijd in Den Haag (Vivienstraat) en in Groningen (aan de Predimiussingel), waar ze in de verpleging werkte. In 1920 trad ze in Goutum in het huwelijk met de huisarts Gerard Zeger Anthonie (Ton) Croiset van Uchelen. Het echtpaar ging wonen in Oldehove, waar ze drie kinderen kregen: Wim (1924), Beitj (1925) en Carla (1927).

In 1929 verhuisde het gezin naar Naarden en nadat in 1931 het huwelijk werd ontbonden verhuisde Truus met de drie kinderen naar Den Haag (Morelstraat 143). Het leven als gescheiden vrouw met drie jonge kinderen in die grote stad zal waarschijnlijk niet eenvoudig voor haar geweest zijn, dus het moet een uitkomst voor haar zijn geweest dat haar gepensioneerde ouders een paar jaar later vlak in de buurt kwamen wonen, aan de Mient.

Jan van Giffen en Hendrika Post
1935 Wim, Carla en Beitj met hun grootouders Van Giffen

Nieuwe puzzel

Op deze puzzelfoto van het gezin van Jan van Giffen en Hendrika Post staat Truus pal achter haar moeder. De opname werd omstreeks 1910 gemaakt achter de pastorie van Goutum ter gelegenheid van het bezoek van twee familieleden. Wie weet wie dat waren?

Debby van Giffen (foto Twitter)

Geen puzzelfoto, maar wel een vraag: wie is deze Van Giffen? Soms tref ik op internet Van Giffen’s aan die ik niet direct in onze stamboom kan thuisbrengen. Zoals Debby van Giffen, die zich met het bovenstaande portret op Twitter presenteert. Wie kent haar en waar moet ik haar blaadje aan onze familieboom plaatsen?

Het levensverhaal van mr. David Flud van Giffen (1927-2018) – vervolg

Wij repatrieerden met een Amerikaans troepentransportschip, de General Hersey en kwamen op 1 juni in Amsterdam aan. Vanhier werden we naar ons huisadres gebracht, in mijn geval Leeuwarden, waar we met een ereboog werden binnengehaald.

Het was natuurlijk wel even wennen. Mijn vader was in 1949 overleden en het gezin was dus niet meer kompleet. Toch was de overgang voor mij niet al te groot. Na eerst wat te hebben rondgezworven door Nederland, we kregen na aankomst een maand vrij reizen waar ik dankbaar gebruik van heb maakte, besloot ik om mijn studie weer op te vatten. Ik liet mij inschrijven aan de Gem. Universiteit te Amsterdam met het voornemen om mijn studie zo snel mogelijk af te ronden, hoewel ik nog amper met mijn rechtenstudie was begonnen. Een studiebeurs werd aangevraagd en ontvangen omdat de financiële situatie thuis na het overlijden van mijn vader drastisch was veranderd. Notarissen hadden in die tijd nog geen pensioenvoorzieningen en de A.O.W. moest nog uitgevonden worden. Na drie maanden besloot ik weer thuis te gaan wonen, tot vreugde van mijn moeder, en verder te studeren aan de RU te Groningen. Daar heb ik in vier jaar mijn doctoraal gehaald.

In de tussentijd was het leven gewoon doorgegaan. Ik ontmoette op een eindexamenfeestje Noekie Dijkstra, waarop ik op slag verliefd werd. De liefde was wederzijds. Omdat zij in Amsterdam werkte en ik in Leeuwarden woonde was het vrij kostbaar om elkaar elk weekend te ontmoeten. Na mijn candidaats-examen (kandidaats) besloot ik een baan te zoeken, zodat ik niet langer gebruik hoefde te maken van de studiebeurs. Na enig zoeken en met een beetje hulp van Jan Kingma, een vriend en ver familielid van mijn vader, werd ik trainee bij de Twentsche Bank in Amsterdam, een praktische opleiding van vier jaar. Daar ik van plan was mijn rechtenstudie aan de RU te Groningen af te maken, vergde dit het nodige overleg, omdat ik als extraneus wilde studeren. Het werd mij echter toegestaan met de nodige plussen en minnen. Goed, ik begon op 17 November 1952 bij de bank. Mijn salaris bedroeg f. 2.400,– per jaar, zodat ik mij een man in bonis voelde. Om geld te sparen voor de toekomst had Noek inmiddels een baan gevonden in Leeuwarden en had haar intrek genomen bij haar ouders, die ook in Leeuwarden woonden. Op de reiskosten werd dus niet bezuinigd.

De vorderingen van mijn studie verliepen volgens het boekje, zij het dat ik bij de tentamens telkens de dubbele tijd aan de tand werd gevoeld. Ook de bank opleiding verliep voorspoedig, zodat ik al gauw dacht, dat ik een heleboel wist.

Na een jaar besloten Noek en ik om te gaan trouwen. Eén van mijn collega’s, eveneens met trouwplannen, had in de Watergraafsmeer een oude pastorie kunnen huren en bood mij de zolderverdieping aan tegen een alleszins redelijke prijs. Toen Noek het huis voor de eerste keer zag moest ze wel even slikken, maar na een nachtje slapen zag ze het toch wel zitten. Daarna werden de wederzijdse ouders ingelicht, die na enig heen en weergepraat akkoord gingen, wel beseffend dat het huren van een huis een reden was om te trouwen.

Zo geschiedde. Op 15 Augustus 1953 trouwden wij. Het huis was op dat moment nog niet beschikbaar zodat we eerst nog een paar maanden van hot naar her trokken. Een en ander had geen invloed op studie en bankwerk. Noek had haar oude baan bij de Ned. Bank voor Zuid-Afrika terug kunnen krijgen, zodat nu alles geregeld was. Januari 1955 werd onze oudste dochter geboren en 17 November 1955 deed ik met veel genoegen mijn doctoraal. Ik sloop ‘s morgens vroeg de trap af om te voorkomen dat mijn collega me in jacquet zou betrappen en zou weten wat ik zou gaan doen. Na afloop belde ik Noek bij de sigarenwinkel, (wij hadden zelf geen telefoon), en ging daarna naar Leeuwarden om de wederzijdse ouders te informeren. De volgende dag zat ik weer op de bank.

Mijn opleiding bij de bank liep in 1956 af. Om meer kantoorervaring te krijgen werd ik her en der in de buurt van Amsterdam gedetacheerd. Begin November 1956 werd ik bij de directie ontboden en mij werd meegedeeld dat ik per 1 December d.a.v. benoemd was tot directeur van het kantoor Winschoten. Dus het was kort dag. Eerst kennismaken met mijn toekomstige rayondirecteur en met mijn collega in Winschoten, daarna met Noek, die inmiddels zeven maanden zwanger was van nummer twee, met de trein naar Winschoten. Het was een regenachtige dag, niet de meest gunstige periode om de provincie Groningen te ontdekken. Maar toen wij in Winschoten aankwamen en naar het kantoor wandelden, dwars door het centrum, viel het niet tegen. Om het op z’n Gronings te zeggen: ‘t kon minder. Bij de kas meldden wij ons aan en de ontvangst, waar we toch wel wat tegenop zagen, was alleszins hartelijk. Het kantoor, dat vroeger het hoofdkantoor was geweest van het bankierskantoor Stikker en Schortinghuis, was ruim en redelijk modern (van 1916). In die tijd was het gebruikelijk dat de kantoordirecteur boven de bank woonde. Alleen maar voordelen. Jij hoefde geen huis te zoeken, had verwarming, gas, elektriciteit en telefoon vrij en de bank had het voordeel, dat daar bij de salariëring rekening mee kon worden gehouden, en dat het pand meteen beter beveiligd was. Het woonhuis was groot, maar zeer verwaarloosd. We kregen wel verhuiskosten vergoed, maar aangepast aan de tijd waarin we leefden. Enfin, we hebben het gered, al hebben we eerst nog enige maanden in de directiekamer plus een tweetal spreekkamers moeten bivakkeren, omdat de vertrekkende directeur nog niet direct een woning in Leiden had, waar hij naar overgeplaatst was. Het was voor ons behelpen, maar het leven ging door. Onze tweede dochter werd in de directiekamer geboren, gelukkig ‘s morgens om zes uur, dus het kantoor was nog leeg. Wel kwamen om zeven uur de kinderen van mijn collega door het raam naar binnen om de baby te bewonderen. Het kind heeft er geen schadelijke gevolgen van ondervonden.

Als kantoor was je in die tijd nog verregaand zelfstandig, weliswaar onder een rayondirecteur, maar die zag je sporadisch. Hoogstens was er af en toe telefonisch contact. Alles werd op het eigen kantoor administratief vastgelegd. Waarden, zoals effecten, lagen in eigen kluis. Een groot deel van de effecten werd door de cliënten zelf bewaard, óf thuis, óf bij één of meer banken in gehuurde safeloketten. Wél werden boekhouding en waarden regelmatig door een rayoncontroleur onderzocht. En de rapporten, die werden uitgebracht, soms erg kritisch, werden bij de beoordeling van het kantoor en de directie meegenomen.

Van oudsher had de bank in Winschoten een fors marktaandeel. Het zwaartepunt lag op de financiering van de landbouw en de agrarische industrie. Daarnaast middenstand en industrie. Naast de stad Groningen was Winschoten tweede in grootte als centrumplaats, met als concurrenten Veendam en Delfzijl. De concurrentie was echter niet fel. Je werd als bankdirecteur geacht de relatie te bezoeken. Als ze je nodig hadden werd er een afspraak gemaakt op het bankkantoor. De jaren vijftig waren een vrij rustige periode, de veranderingen kwamen slechts langzaam op gang. Eerst moest de oorlogsschade worden hersteld en het verlies van Indië worden verwerkt. Pas in de jaren zestig kwamen ook in het bankwezen de veranderingen op gang. De behoefte van het bedrijfsleven aan langere financieringsvormen, naast de tot dan toe rekening-courant financieringen, werden in navolging van buitenlandse banken, en in Nederland de N.M.B., ingevoerd. Ook consumentenkrediet woei over uit de Ver. Staten. Eerst schoorvoetend, later sneller trachtte het bankwezen zijn grip op de maatschappij te vergroten. Het leven van een bankdirecteur verplaatste zich steeds meer van zijn kantoor naar buiten, een ontwikkeling waar ik met veel enthousiasme aan mee heb gedaan.

In 1964, het jaar waarin ik lid werd voor de Rotaryclub Winschoten, na het vertrek van mijn collega van de Rotterdamse Bank, was ook het jaar waarin twee fusies de financiële wereld in Nederland in rep en roer brachten. De Nederlandsche Handelmaatschappij en de Twentsche Bank werden samen de Algemene Bank Nederland en de Amsterdamse Bank en de Rotterdamse Bank. Achtergronden van deze fusies waren de steeds grotere financieringsbehoefte van het Nederlandse bedrijfsleven en de concurrentie van buitenlandse (vooral Amerikaanse) banken die ook op de Nederlandse markt steeds actiever werden.

Het gezin van David en Noek in Winschoten met Kerst 1964
V.l.n.r.: Marijke, Dave, Noek met Saskia, David, Ruth.

In Winschoten bleef ik na de fusie kantoordirecteur. De samenvoeging van de kantoren bracht het nodige werk met zich mee, maar kwam in feite vrij geruisloos tot stand. Mijn collega van de Handelmij. werd overgeplaatst naar Veendam. Eind jaren zestig werd de automatisering van de administratie in gang gezet, die in fasen leidde tot een concentratie van de administratie op het hoofdkantoor. Hiermee begon een interessante periode van schaalvergroting.

In 1970 werd ik benoemd tot kantoordirecteur van Zwolle, tot dan toe een districtskantoor. Mijn opdracht was de organisatie te stroomlijnen en het marktaandeel te vergroten. Het kantoor was nieuw gebouwd in het centrum. De staf bestond uit oudere heren van beide bloedgroepen, die de fusie van 1964 veelal nog niet verwerkt hadden. Door een aantal kleine reorganisaties kon de samenhang en de sfeer snel worden verbeterd. Een commercieel apparaat werd op poten gezet, (dat) bestond tot aan die tijd alleen uit de districtsdirecteur.. Binnen een jaar werden de resultaten merkbaar. Zowel het balanstotaal als de resultaten begonnen te groeien. Voor ons gezin was de overgang van Winschoten naar Zwolle vrij groot. De kinderen, inmiddels vier, hadden praktisch hun hele leven in Winschoten gewoond en waren bepaald niet enthousiast om te verhuizen. Daar kwam nog bij dat de gewoonte om als directeur boven de bank te wonen aan het uitsterven was. Wij moesten dus de markt op om een geschikt huis te vinden, en dat was in Zwollle niet zo eenvoudig. Via een caravan en een gehuurde boerderij buiten Zwolle vonden we uiteindelijk een passende woning.

Het gezin in juli 1967 in Winschoten. Van links naar rechts: David sr., Dave, Ruth en Saskia, Noek, Marijke.

Zwolle is erg lang een typische provinciestad geweest met weinig elan. Pas einde tweede helft van de jaren zestig kwam de economische ontwikkeling, die eigenlijk al vanaf het begin van de twintigste eeuw stagnerend was geweest, op gang. De verbinding met het Westen werd verbeterd, nieuwe bedrijven vestigden zich, en de stadsontwikkeling en woningbouw werd aangepakt. De werkgelegenheid steeg snel en hiervan profiteerde ook weer de middenstand. Zwolle was in mijn tijd een goede plaats om te wonen en te werken.

Het bleek echter een intermezzo voor ons te zijn. In 1975 werd ik benoemd tot directeur van Amsterdam, waar een uitbreiding van de directie noodzakelijk was. Het was het grootste districtskantoor van de bank, gelegen aan de Vijzelstraat, naast het Hoofdkantoor. Wij hadden twee districtsdirecteuren, drie kantoordirecteuren en drie onderdirecteuren. Daar mijn functie een internationaal karakter had werd ik drie maanden naar Londen gestuurd om mijn Engels op te frissen. Alle grote concerns, die hun contacten met het hoofdkantoor hadden, werden administratief door ons beheerd. Twee maanden bij Barclays en één maand bij de ABN Londen. Het was een gouden tijd. Ik ervoer het als een soort vakantie, waarbij ik door mijn Engelse collega’s het halve land werd doorgesleurd om kennis te maken met het Engelse bankwezen en hun wijze van relatiebeheer. Ondertussen moest ook de familie verkassen. Voordat ik naar Londen vertrok hadden we een huis gevonden in Hilversum, dat geknipt was voor ons gezin.

Nadat ik eind Juni was teruggekeerd in Nederland, kon ik van start gaan in Amsterdam. Hoewel het werk in feite niet wezenlijk anders was dan in mijn voorgaande functies moest ik nu leren functioneren in een team, waarvoor meer overleg nodig was. Dat eiste wel enige gewenning voor een nieuwkomer, maar ging toch vrij probleemloos, daar de collegialiteit uitstekend was. Bij mijn aanstelling was me meegedeeld dat van mij verwacht werd, dat ik mij met de commerciële kant van het kantoor zou bemoeien, dat mijn marktgebied in principe Nederland was, en dat ik er voor moest zorgen dat we groeiden in omvang en rentabiliteit. Het was de tijd van de oliecrisis en de inflaties. De rentabiliteit van het bedrijfsleven stond onder druk, dus voor veel bedrijven was financiering een hot item. Al was de concurrentie groot, voor het bankwezen was het een goede tijd. Het was dus niet zo moeilijk voor mij om aan mijn taakstelling te voldoen zonder al te grote risico’s te nemen. Een goede kredietbewaking is altijd noodzakelijk, maar in die tijd van onrust op vele gebieden helemáál. Evenals mijn collega’s reisde ik, meestal vergezeld van specialisten, door het hele land om de vinger aan de pols te houden. Toen aan het eind van de jaren zeventig het aantal faillissementen, aangevoerd door de onroerend goed markt, een drastische stijging vertoonde, werd dit ook bij ons duidelijk, maar relatief gematigd. Het was een spannende, maar interessante tijd.

Mei 1983 werd ik voor vier maanden naar Insead in Fontainebleau gezonden om een cursus seniormanagement te volgen.

INSEAD Business School for the World in Fontainebleau

Het aantal cursisten was 48, waaronder twee Nederlanders. De overigen kwamen praktisch overal vandaan. De taal was Engels. We waren intern en dat was ook wel nodig. De dagindeling was van acht uur ‘s morgens tot zes uur ‘s middags colleges, en daarna op je kamer studeren, alleen of met een groepje. Zaterdagmiddag en zondag had je vrij en hoefde je niet te studeren. Velen, waaronder ik, maakten hiervan gebruik door Frankrijk nader te leren kennen, vooral Parijs waar we enige malen zijn geweest. Het was een instructieve, maar ook vermoeiende tijd, waarin veel contacten zij gelegd. De laatste week mochten de echtgenotes naar Fontainebleau komen en aan de cursus deelnemen om zich te verdiepen in datgene, wat hun partners hadden geleerd.

Het bleek achteraf, dat er voor mij nog een overplaatsing in het vat zat in aansluiting op Fontainebleau. Ik zat inmiddels ruim negen jaar in Amsterdam en ging er van uit dat ik daar wel mijn pensioen zou halen. Mij werd toen verzocht om districtsdirecteur in Overijssel te worden, en dus vertrokken Noek en ik naar Twente. De kinderen stonden inmiddels grotendeels op eigen benen en wilden niet terug naar het Oosten des lands. We hebben daar gedurende acht jaar nog een boeiende tijd gehad, met toch in ons achterhoofd het plan om na mijn pensionering terug te gaan naar het Gooi om dichter bij de kinderen te wonen.

Een jaar voor mijn pensionering besloten de ABN en AMRO samen te gaan. Een majeure operatie, niet te vergelijken met de fusie van 1964, die vier jaar vergde om geëffectueerd te worden. Ikzelf heb de samenvoeging niet meer meegemaakt. Toen ik in 1992 met pensioen ging duurde het nog twee maanden voor dit startte.

D.F. van Giffen

We besluiten Davids levensbeschrijving met een foto van zijn echtgenote Noek van Giffen-Dijkstra in haar Hilversumse woning, spelend achter haar geliefde vleugel.

Dank voor je toestemming om dit boeiende levensverhaal te publiceren, Noek!