June 2019
Van de redactie

In de gebruikelijke rubriek Wel en Wee kunnen we deze keer één keer een geboorte en twee keer een overlijden van een familielid bekendmaken. De puzzelrubriek levert ook nu weer een uitslag en een nieuwe puzzel op. Verder doen we met toestemming van de nabestaanden verslag van het levensverhaal van een overleden familielid.
Wel en Wee
Geboorte van Douwe van Giffen
Douwe van Giffen is op 9 februari 2019 ter wereld gekomen, als zoon van Haye van Giffen en Ilse van der Stroom. Volgens de geboortekaart hebben zijn zusjes Sam en Tess hem duidelijk al opgenomen in de kring, want zij zijn in de wolken, zó blij.
Dat hij maar voorspoedig op mag groeien en tot een zegen mag zijn!
Overlijden van David Flud van Giffen
Op 18 december 2018 overleed in Hilversum op 90-jarige leeftijd David Flud van Giffen, echtgenoot van Noek Dijkstra en vader van hun vier kinderen Marijke, Ruth, Dave en Saskia.
Omdat zijn gezondheid geleidelijk verslechterde moest David in 2017 worden opgenomen in zorgresidentie Zonnestraal in Hilversum. Daar hebben David en Noek in augustus 2018 nog het 65-jarig huwelijksfeest gevierd met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind.
Als herinnering aan David drukken we verderop in dit bulletin zijn levensverhaal af, zoals hij dat kort na zijn pensionering zelf op papier heeft gezet.
Hij ruste in vrede.
In Memoriam Hendrika van Giffen
Op 7 januari 2019 overleed Drieke van Giffen op de leeftijd van 82 jaar oud. Het grootste deel van haar leeftijd woonde ze in de Verenigde Staten, in Forest Lake nabij Minneapolis, in Minnesota. Geboren in Haarlem op 7 juni 1936 en getogen in Overveen voltooide ze eerst de HBS en studeerde vervolgens psychologie aan de VU. Na zeven jaar te hebben gewerkt als onderwijzeres besloot ze om te emigreren naar Amerika. Daar heeft ze tientallen jaren gewerkt als onderwijzeres, o.a. op een basisschool in Oakdale in Minnesota. Daarnaast studeerde ze aan het toenmalige St. Thomas College in St. Paul, Minneapolis. Ze was dol op honden en zette zich in als bestuurslid voor de North Country Gordon Setter Club en de Gordon Setter Club of America.
Oude puzzel
De vorige puzzel betrof een schilderij van de hand van de Groningse schilder Otto Eerelman, getiteld ‘De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste augustus’. Ike van Giffen uit Delft kwam als eerste met de goede oplossing, dus de hoofdprijs (een chocolade fruitmand en een plaats in de eregalerij) heeft zijn bestemming inmiddels gevonden.
Eerelman werd op 23 maart 1839 geboren in Groningen. De jonge Otto had een zwakke gezondheid, waardoor hij een groot deel van zijn schooltijd een ‘huisleerling’ is geweest, maar dat belette hem niet om zijn talent voor tekenen en schilderen te ontwikkelen. Zijn ouders zagen een toekomst als schilder aanvankelijk niet zitten, maar op 21-jarige leeftijd mocht hij eindelijk zijn droom waarmaken en werd hij aangenomen als leerling op de Groningse kunstacademie Minerva. Zijn klassieke schilderijen, met onderwerpen als klederdrachten en huiskamers, maar ook zijn latere portretten van paarden en honden, leverden hem genoeg geld op om zich als zelfstandig kunstschilder te kunnen vestigen. In 1880 kreeg hij zelfs opdracht van het Koninklijk Huis om de jeugd van prinses Wilhelmina vast te leggen. Vele van Eerelmans schilderijen van de jonge vorstin tonen haar rijdend op een paard of in gezelschap van honden.
Hij werd erelid van het Groninger Kunstgenootschap Pictura en de stad eerde hem met een straatnaam en gaf hem in 1919 de opdracht om een groot schilderij te maken voor de stad. Het onderwerp mocht hij zelf bedenken, maar een Gronings tafereel had duidelijk de voorkeur. Het werd De Paardenkeuring, één van de traditionele jaarlijkse festiviteiten van het Gronings ontzet. Al sinds 1857 vond er jaarlijks een peerdespul plaats: harddraverijen en paardenkeuringen. Op het schilderij portretteerde Eerelman verschillende levende en reeds gestorven Groningers die veel betekenden voor de paardensport. Het bestuur van de Provinciale Vereniging ter Bevordering van de Paardenfokkerij stond erop, evenals enkele Groningse notabelen, zoals Klaas Tiktak, directeur van koffiefabriek Tiktak en industrieel Jan Evert Scholten, die al in 1918 was overleden. Ook de schimmel in het midden, het beroemde drafpaard Tabor II, leefde al jaren niet meer. Eerelman veroorloofde zich niet alleen vrijheid in het portretteren van personen, hij veranderde de achtergrond ook, want sommige gevels van de noord- en oostzijde van de Grote Markt zijn door Eerelman ‘terug in de tijd’ geschilderd. Toen het werk in maart 1920 klaar was, zou het een plaats krijgen in de toenmalige trouwzaal van het gemeentehuis, maar eerst werd het twee dagen tentoongesteld in het raam van een café aan de Grote Markt. De Provinciale Courant schreef op 30 maart 1920: ‘Van ‘s morgens tot ‘s avonds staat het er vól… en al maar komen nieuwe belangstellenden om het kunstwerk te zien en te bewonderen.’ Het schilderij werd een symbool van Groningen en het Gronings ontzet.
Nieuwe puzzel
Wie weet deze jonge Van Giffen te benoemen, die hier poseert in de fraaie Friese dracht?

Bezoek uit Nieuw-Zeeland
Elly Nieuwmeijer, dochter van Cor Nieuwmeijer en Aaltje van Giffen komt ongeveer elke drie jaar een paar weken over naar Nederland, voor familiebezoek. Ze woont in Wanganui (Nieuw Zeeland) en in Nederland logeert ze afwisselend bij diverse neven en nichten. Elke keer zegt ze dat nu toch écht het voor het laatst op bezoek is. We zullen het zien Elly, je bent immers nog maar 83!
De beroeping van ds Reitze van Giffen door de gemeente Warns-Hemelum
Het Friese provinciale archief Tresoar in Leeuwarden maakt zijn Friese naam volledig waar, want het is een schatkist, een domein voor schatgravers. Ooit was ik op zoek naar gegevens over mijn grootvader Reitze van Giffen en daarbij trof ik een klein dossier uit 1891 over zijn examinering door de classis Sneek. Dat examen bevreemdde me, omdat Reitze in 1890 zijn studie theologie had voltooid aan de VU. Het bleek echter dat hij plaatselijk pas in één van de vele gereformeerde kerken, die toentertijd overal in het land werden opgericht, als gemeentepredikant kon worden bevestigd nadat hij eerst aan de tand was gevoeld door het regionale kerkelijke bestuur (de Classis) van die bewuste gemeente. In vroeger eeuwen behoefde een afgestudeerd student theologie (een ‘candidaat’) alleen maar de academische getuigschriften van zijn professoren te overleggen om gemeentepredikant te kunnen worden. Maar de ervaring had geleerd dat niet iedere kandidaat ook geschikt was voor het predikantschap, zodat vanaf 1800 een voorbereidend of praeparatoir kandidaatsexamen verplicht was gesteld. (Daarnaast bleef het mogelijk om zonder academische studie, op grond van bijzondere bekwaamheid of “singuliere gaven”, op te gaan voor het praeparatoir examen. Begin zeventiende eeuw stonden er, bij gebrek aan academisch opgeleide theologen, veel van deze “duytsche clercken” op de kansels).
Dus toen de jonge Reitze in 1891 een beroep ontving van de kersverse samenwerkingsgemeente van Warns en Hemelum moest hij eerst verschijnen voor de Classis Sneek. Nogal een belangrijk examen, waar zijn toekomst als gemeentepredikant dus van afhing.
Eerst even als introductie een portret van alle betrokkenen:





Reitze werd tijdens het examen ondervraagd door dr. C.C. Schot, sinds vier jaar predikant van Hardenberg en Heemse, in Overijssel. Deze van oorsprong hervormde predikant was een man van zeer orthodoxe leerstellige snit, stevig in de censuur. In zijn eerste gemeente Aagtekerke in Zeeland had hij het bestaan om drie leden van zijn gemeente ‘in de ban’ te doen, omdat ze nooit de kerk bezochten. Ook had ds. Schot een zogenoemd ‘verdoemings-formulier’ opgesteld, dat hij op plechtige wijze uitsprak over alle mensen die niet bij hem in de kerk kwamen. Op zijn voorstel had de kerkenraad zelfs bepaald dat het aan alle lidmaten verboden was om op enigerlei wijze betrekkingen te onderhouden met gecensureerde (verbannen) personen …
In Hardenberg had ds. Schot zich, met zijn kerkenraad en 15 procent van de lidmaten, aangesloten bij de dolerenden (de latere gereformeerden). Na veel strijd werden zij uiteindelijk geroyeerd als lid van de hervormde kerk en verloren zij ook de rechtzaak over het gebruik van het kerkgebouw. Dat betekende dat de Hardenbergse gereformeerden, onder aanvoering van dr. Schot, op zoek gingen naar een alternatieve locatie voor hun kerkdiensten. Het lukte ze om grond aan te kopen en een nieuwe kerk en pastorie te bouwen. Kort voor Reitzes examen, op donderdag 8 mei 1890 was dr. Schot voorgegaan in de eerste kerkdienst in ‘zijn eigen’ kerk van 600 zitplaatsen.
Het resultaat van de eerste examinering onder leiding van dominee Schot in november 1890 viel niet onverdeeld gunstig uit voor Reitze, want hij bleek de vragen over de Dogmatiek (de formele kerkleer) niet tot genoegen van de Classis te hebben beantwoord. Hem werd opgedragen om zich gedurende een periode van drie maanden verder op dit punt te bekwamen, onder leiding van Dr. L.H. (Lutzen) Wagenaar, predikant in Leeuwarden. Die rapporteerde al snel als volgt:
Aan de Eerwaarde Classis
der Ned. Gereform. Kerken
vergaderd te Sneek
op heden, woensdag 19 Nov. ’90
Geliefde Broeders,
Volgens besluit der vorige classis, welke de Eerw. heer R. van Giffen, cand. a/d VU werd onderzocht en gedeeltelijk te licht bevonden, zou genoemde broeder zich onder mijne leiding drie maanden oefenen in de kennis der leerstelligen Godgeleerdheid en daarna opnieuw in dit vak worden geëxamineerd worden, bij welk examen ik zou uitgenodigd worden, tegenwoordig te zijn en, zoo dit gewenst bleek, met het oog op den physieken toestand van de examinandus, de behulpzame hand bieden opdat de Classis naar billijkheid oordelen zou.
Nu is mij echter die uitnoodiging niet geworden en daarentegen van een der Dienaren een schrijven toegezonden, waaruit bleek, dat men liever had, dat ik niet aan het examen deel nam.
Ik heb geen bezwaar om terug te blijven aangezien ik de overtuiging heb bekomen, dat de Classis zich de vorige maal in de mate der Dogmatische kennis van den heer v. Gi vergist heeft. Reeds bij de eerste lessen bleek, dat zijn Eerwaarde de lessen van prof. Kuijper met vrucht gevolgd had en zich uit de dictaten veel toegeëigend, blijkbaar door noeste studie en veelvuldig nadenken.
Ik heb met de heer v. G. het “Mergh der christene Godgeleerdheijt” van à March doorgewerkt en deze voorstelling van zaken, op vele punten afwijkend van de lijn Comrie-Kuijper, vergeleken met het te Amsterdam gegevene; en ik durf en moet de Classis de verzekering geven, dat naar mijne overtuiging op dit oogenblik de dogmatische kennis in vele opzichten ruim voldoende zal blijken, wanneer het den examinator gelukt onzen broeder op zijn gemak te zetten en niet te gejaagd en geleidelijk te ondervragen. De vorige keer kreeg hij congestie van het bloed naar ‘t hoofd en toen kon hij niet meer denken. Geve de Heere nu U, geliefde broeder, die ik gaarne nog eens had ontmoet, en de examinandus, die ik leerde kennen als een vromen en godvreezenden broeder, die zich van den Heere geroepen voelt tot den dienst des Woords en zeer aangenaam weet te cathechiseeren en hier en daar te spreken, -heden genade, kalmte en helderheid, opdat nu aan den zoo lang gekoesterden wensch mocht worden voldaan.
Met heilgroet blijf ik
Uw broeder in Christus,
Ds. L.H. Wagenaar
Blijkbaar was Reitze tijdens het examen dichtgeklapt onder het vragenvuur over de ‘ware leer in de kerk’ van deze strenge dominee Schot. Misschien door de warmte, wellicht door nerveuze spanning of opwinding kreeg Reitze last van congestie, waardoor het koude zweet kan uitbreken en een staat van versuffing kan ontstaan.
Dogmatiek was nu eenmaal een wezenlijk punt in de nieuwe Gereformeerde kerk, want de gereformeerden waren nu eenmaal in opstand gekomen tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk. Het kwam er dus op aan dat die rechte leer ook vanaf de kansels werd geleerd door predikanten die daar nauwgezet in moesten zijn
De nogal vergoelijkende rapportage van dominee Wagenaar werd blijkbaar niet voetstoots door de Classis aanvaard. Reitze moest opnieuw een herexamen in de dogmatiek afleggen, dit keer bijgestaan door Dr. G.G.(Gerrit) van Goor, de pas beroepen predikant van Bunschoten. Dominee van Goor deed in 1891 als volgt verslag:
Aan de Eerw. Classis Sneek, Heerenveen
der Ned. Geref. Kerken
Eerwaarde Broeders!
Verhinderd om in uwe vergadering tegenwoordig te zijn en met vol vertrouwen de Synodale medewerking bij het her-examen van Br. V. Giffen aan Dr. Schot overlatende, verklaar ik bij deze, dat de Cand. V. Giffen zich gedurende ongeveer drie maanden onder mijn leiding in de Dogmatiek heeft geoefend. Daarbij is mij de ernst van zijn streven en de zuiverheid zijner belijdenis gebleken.
Gunne de Heere U de leiding des H. Geestes opdat in de te nemen beslissing in zake dit examen en Uwe verdere besluiten mogen uitlopen tot eere Zijner Naam.
Wilt mij met oprechte broedergroete gelooven te zijn
Eerw. Broeders!
Uw dw. Broeder
G. van Goor
Bunschoten
1 sept. ’91
Eindelijk waren de resultaten blijkbaar rechtzinnig genoeg naar het oordeel van de Classis en kon Reitze worden bevestigd als gemeentepredikant van Warns en Hemelum. Op 13 september 1891 meldde W. Hovy in het gereformeerde blad ‘De Heraut’ het volgende:
“Dezer dagen werden de heeren W.F.C. van Lingen en R. van Giffen, candidaten in de godgeleerdheid, na afgelegd kerkelijk examen, toegelaten tot de bediening des Woords. Moge de Heere hen in hun toekomstigen werkkring tot een rijken zegen stellen!
De heer H.J. Keulen uit Hemelum deed in de kerkelijke pers als volgt verslag van de intrede van ds. Reitze van Giffen:
Den 4 den October was voor de kerken van Hemelum c. a. en Warns c. a. eene dag van blijdschap en dankbare verheuging des harten. Deze dag was zoo vurig gewenscht; immers men verbeidde de komst van onzen herder en leeraar. Waar de Heere in Zijne liefde en wonderlijke wegen den herder en de gemeente beproefde, thans was er eene ure van verblijden. Des morgens werd Ds. R. v. Giffen in zijne bediening bevestigd door den consulent Ds. O. de Roos, van Oudega. Deze bepaalde de gemeente bij de woorden der Schrift uit Efeze 4:11-12, waarna het formulier van bevestiging werd gelezen, en de vragen tot den ingeleiden herder werden gericht, waarop deze het: Ja ik van ganscher harte, uitsprak en de handenoplegging plaats had. Nu zong de gemeente de zegenbede uit Ps. 134:3. Des namiddags deed de bevestigde zijne intrede en wel naar aanleiding der woorden uit Romeinen 1:16. Beide keeren werden de predicaties met belangstelling aangehoord. De kerken vergaderden dien dag te samen in het kerkgebouw te Hemelum.
Met een nogal bevindelijk taalgebruik betoogt hij verder dat er volgens de ouden van jaren vanouds een ‘kerkverwoestende leer’ was gepredikt in de hervormde kerken van Warns en Hemelum, “zodat het kerkvolk als door een diepen slaap was bevangen en men ‘meesterde aan Babel”. Maar zie, de Heere gedacht aan zijn verbond. Langs wegen, die wij niet geweten hadden, leidde Hij ons. Er was zooveel weggedreven, dat teruggebracht moest worden en daartoe gaf Hij ons nu de zuivere bediening van Zijn woord en Sacramenten weder, onder leiding van dezen nu onzen geliefden herder en leeraar. De vijand komt als een stroom, maar onze Koning is van Israëls God gegeven. Zijne Genade en Geest regeere ons. Zijne kracht zij de sterkte van onzen herder in dezen gewichtigen, maar heerlijken arbeid. God geve genade, dat hij zich nooit schame het evangelie van Christus, want het is eene kracht Gods tot zaligheid. Hemelum 23 Nov, 1891. H. J. KEULEN.
Zoals in de biografie van ds. Reitze van Giffen valt te lezen is het precies deze geest van orthodoxie, waarmee Reitze als predikant steeds weer in conflict zou raken, zowel in Warns-Hemelum, als later in de combinatiegemeenten van Vledder-Nijensleek en Aalst-Veen. Pas toen hij later als schipperpredikant niet meer te maken had met een kerkenraad kon hij zijn vleugels schikken en vrij uitslaan.
Het levensverhaal van mr. David Flud van Giffen (1927)
Ik werd geboren te Leeuwarden op 14 april 1927. Mijn ouders waren David Flud van Giffen en Elly Frederstorff. Mijn vader was bij mijn geboorte advocaat te Leeuwarden en werd in 1929 notaris met als standplaats Leeuwarden.

Mijn naam David Flud komt voor het eerst in de familie voor in de 16e eeuw, toen een kapitein in het leger van Leicester trouwde met ene Habeltje van Giffen. Eén van hun nazaten met de naam David Flud van Giffen werd predikant, o.a. in Dordrecht en was o.a. secretaris van de Synode van Dordrecht in 1621.
Volgens de gegevens is mijn familie oorspronkelijk afkomstig uit de provincie Brabant en in de 16e eeuw uitgeweken naar Emden en Friesland ten tijde van de opkomst van het Protestantisme in de Nederlanden.
De naam David Flud komt sindsdien regelmatig voor in onze familie, veelal bij de oudste zoon van een gezin.

links naar rechts staan Wiebe Meijer, Luit van Kampen, Gerrit Hoekstra, Garrie van Kampen, Henk van der Schel en
David van Giffen. (Bron: Fries fotoarchief identificatienr. 108212)
Er duiken regelmatig theologen op onder mijn voorvaderen, evenals juristen. Mijn grootvader van vaderskant, Reitze van Giffen, was predikant. Hij sloot zich bij de Doleantie van 1886 aan bij de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Tot mijn 19e jaar heb ik in Leeuwarden gewoond. Een periode, waaraan ik nog steeds de beste herinneringen heb. Mijn vader had zijn kantoor aan huis op de Eewal, in het hartje van de oude binnenstad. Het huis, dat oorspronkelijk gebouwd was in de 16e eeuw, bestond uit twee gebouwen, die door gangen met elkaar verbonden waren, en bevatte vele kamers. Een ideaal huis om verstoppertje te spelen met mijn drie zusters of met vriendjes of vriendinnetjes uit de buurt.
Tot 1936 gingen wij ‘s zomers met vacantie naar Warneműnde, een badplaats aan de Oostzee. De reis daar naar toe staat mij nog steeds duidelijk voor ogen. ‘s Morgens om zeven uur vertrok de trein uit Leeuwarden. We moesten overstappen in Leer, Oldenburg en Hamburg, waar we geruime tijd moesten wachten. Daar kregen we limonade aan de Alster. Vanuit de trein had je een schitterend uitzicht op de haven, die altijd vol lag met grote zeilschepen. Mijn liefde voor de zee en zeilschepen is daar geboren. En dan tot slot via Lűbeck naar Warneműnde, waar we in de avond aankwamen. Van het station naar ons huis gingen we soms met een koets, soms met een taxi. Ik voelde me als een wereldreiziger in een totaal andere wereld, met vreemde mensen en vreemde kinderen die familie van je bleken te zijn. We leefden daar als in het paradijs, al merkte je wel in de latere jaren dat er wat ging veranderen. Op straat kwamen steeds meer geűniformeerde mensen, in khaki met een hakenkruis op de arm. En veel mensen begroetten elkaar met een opgeheven rechterarm. Het werd ons ten strengste verboden door mijn ouders om deze groet te brengen. Dit was ook de reden waarom wij na 1935 onze vakanties in Duitsland beëindigden. Het zou 1993 worden, voordat ik er terugkwam. Ook was ik inmiddels zes jaar geworden en ging (ik) dus naar school, waardoor het moeilijker werd om zo lang met vakantie te gaan.

10 Mei 1940 werd ik omstreeks vier uur wakker door vliegtuigen, die mitrailleurvuur afgaven op het vliegveld Leeuwarden. Het bleek, dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen en bezig waren (om) de Nederlandse luchtmacht uit te schakelen. Slachtoffers vielen er niet bij en wij gingen gewoon naar school. ‘s Middags zouden we Pinkstervakantie krijgen. Het personeel besloot echter de leerlingen weer naar huis te sturen in verband met de onzekere toestand. Het werd een spannende dag waarbij we naar de nieuwsberichten luisterden. Weinig nieuws, veel raadgevingen en waarschuwingen. De volgende morgen, het was zaterdag 11 mei, trokken de eerste Duitse troepen de stad binnen. Als eerste kochten ze allerlei artikelen zoals sigaretten, chocolade, koffie, thee etc…..
Ik ging dat jaar naar het Gereformeerde Gymnansium. In September begonnen de lessen, en ondanks de bezetting ging alles z’n gewone gang. Langzamerhand verslechterde de situatie. In 1941 werd een groot aantal Nederlanders opgepakt en gedurende lange tijd geïnterneerd in Sint Michielsgestel. Ook een aantal van onze leraren werd opgepakt, wat de nodige consternatie veroorzaakte. De ontstane vacatures moesten worden opgevuld. De sfeer werd steeds geheimzinniger tevens spannender. Steeds meer mensen verdwenen, werden opgepakt of doken onder. Allerlei verboden dingen werden plotseling heldhaftig maar ook gevaarlijker.
Toen in September 1944 de geallieerde troepen de Nederlanse grens passeerden en het leek, dat de bevrijding slechts een kwestie van dagen was, werd het leven praktisch lamgelegd. Onder ander werd onze school gesloten, daar de meeste leerlingen en leraren niet of nauwelijks de school konden bereiken. Het risico, dat je op straat zou worden aangehouden en meegenomen, werd steeds groter. In de volgende maanden werden mannelijke personen tussen de 16 en 45 jaar opgeroepen om te werken voor de Duitsers. Toen velen onderdoken werden door de bezetter regelmatig razzia’s gehouden om de nodige jongelui te krijgen. Ik bleef thuis, daar wij voldoende gelegenheid hadden in huis om me te verstoppen. De militairen hebben meerdere malen ons huis doorzocht, zonder iets te vinden. Wèl hebben ze zowel mijn moeder als mijn vader opgepakt. Zij werden echter niet lang vastgehouden, en niet mishandeld. Wèl is mijn moeder in één nacht grijs geworden.

Oost vertrok. Van links naar rechts: Inge, moeder Elly, vader David, Feli, Ingrid en David.
Op 15 April 1945 werden wij bevrijd door Canadese troepen. Het was een emotionele tijd. Ieder liep op straat. Je zag veel vrienden en bekenden waarvan je niet wist of ze het er levend hadden afgebracht. Anderen kwamen niet terug. In de volgende maanden meldden steeds meer van m’n leeftijdsgenoten zich als vrijwilliger voor het leger om Indië te bevrijden. De meesten van hen waren in Engeland (Wolverhampton) of de V.S. toen in augustus Japan capitileerde. Ik ging weer naar school en deed in 1946 mijn eindexamen Gymnasium-β, om vervolgens in Utrecht medicijnen te gaan studeren. Ik werd tevens corpslid met alles der op en der an. In 1947 besloot ik om te zwaaien naar rechten. Het resultaat was wel dat ik binnen de kortste keren opgeroepen werd voor de militaire dienst. Plaats van opkomst was Amersfoort, Graaf Adolfkazerne, onderdeel Huzaren van Boreel.
Omdat ik, deels onder invloed van mijn gereformeerde achterban, van oordeel was dat ik zo spoedig mogelijk naar Indië moest om daar iets groots te verrichten, weigerde ik een verdere militaire officiersopleiding en vertrok binnen drie maanden naar overzee. Wij vertrokken vanuit Rotterdam met de Kota Baroe, een schip van 7800 BRT van de Rotterdamsche Lloyd.
Met 1800 militairen aan boord was het een soort varend sardineblikje. De zeereis duurde 36 dagen, daar we onderweg diverse mankementen hadden. Voor de meesten was het geen genoegen, maar ik vermaakte me best. We deden vele havens aan, reden onbekend, maar in Port Said, waar we zeven dagen lagen, moesten we wachten op een nieuw reserveanker. Dat was een saaie bedoening. We mochten niet van boord, omdat er een cholera-epidemie in Egypte heerste. Nadat het anker was afgeleverd ging de reis weer verder. Als troost mochten we in Aden sigaretten kopen, maar weer niet van boord, evenals in Colombo. In Sabang, de bunkerhaven, mochten we een dag aan land. Een parel van smaragd in onze ogen, al was het enige wat je er kon doen, zwemmen in de baai en bahmigoreng eten bij de Chinees. Via Singapore gingen we naar Batavia, kamp Makassar. De eerste politionele actie was net achter de rug. De diverse eskadrons werden daar over diverse plaatsen verdeeld. Wij kwamen als 6e Eskadron Vechtwagens terecht in Poerwokerto, als aflossing van een KNIL Eskadron. Eerst moesten we het vak nog leren op de (Amerikaanse) Stuart tanks, overgenomen van het Engelse leger, die al dienst hadden gedaan in Noord-Afrika en Birma en dus hun jeugd al achter de rug hadden. Nadat we onze opleiding hadden beëindigd werden een tweetal peletons (elk drie tanks) plus ondersteuning overgeplaatst naar Banjoemas en Gombong.
In December 1948 begon de tweede politionele actie.

Daar ik gewond was kon ik niet mee en werd ingedeeld bij de rear-party, die per trein werd vervoerd naar Semarang. Deze trein moest bewaakt worden door 18 man. De reis, die dwars door het centrale bergland van Java ging, was schitterend, maar bepaald niet ongevaarlijk. Hij duurde zeven dagen. Op diverse plaatsen waren de rails opgebroken. Enige bruggen, die waren opgeblazen, moesten door de Genie provisorisch worden hersteld. Diverse malen werden we beschoten, maar slachtoffers vielen er niet. Kerstavond hebben we toen in dekking gelegen om ons de tegenstanders van het lijf te houden. Toen we in Semarang aankwamen viel er een pak van ons hart en we voelden ons toch wel erg flink. In feite waren we een zootje ongeregeld, KNIL en KL doorelkaar, maar we deden ons best. Daarna ging het in een kilometerslange kolonne via Salatiga naar Solo, onze eindstandplaats, waar alles gereed was om ons te ontvangen. Zonder verliezen kwamen we daar aan.
In Sol heb(ben) we gelegen tot na het cease-fire in augustus 1949. De eerste maand was het nog rustig, daarna werd het steeds rumoeriger. De T.N.I. had zich gehergroepeerd en trad steeds agressiever op. De verliezen waren beduidend. Ik raakte nogmaals gewond, gelukkig licht, en werd teruggeplaatst naar de Inlichtingen Dienst, het verzamelen van gegevens over de troepen van onze tegenstanders. Interessant, maar meestal liep je achter de feiten aan. Na de terugtocht uit Midden-Java gingen wij via Pati (Oost Java) naar Semarang. Steeds meer troepen gingen terug naar Nederland. Onze beurt kwam in mei 1950.
(Wordt vervolgd in bulletin 34)